|
Geldt voor wagens met automatische versnellingsbak
De vooruitversnellingen worden automatisch op- en teruggeschakeld.
Motor starten
De keuzehendel moet in stand P of N staan. Bij lage temperaturen (onder -10 °C) is het starten van de motor alleen in keuzehendelstand P mogelijk.
Wegrijden
Rempedaal intrappen en ingetrapt houden.
Grendelknop (knop in de keuzehendelgreep) ingedrukt houden, keuzehendel in de gewenste stand zetten, bv. stand D link►,
en de grendelknop loslaten.
Even wachten tot de versnellingsbak heeft geschakeld (lichte schok merkbaar).
Rempedaal loslaten en gas geven
►.
Voor het wegrijden op hellingen heeft u meer comfortfuncties tot uw beschikking link►.
Kort stoppen
Wagen met het rempedaal vasthouden, bv. voor stoplichten.
Geen gas geven.
Om bij het wegrijden te voorkomen dat de wagen wegrolt, op steile hellingen de parkeerrem vastzetten
► en
►.
De parkeerrem wordt automatisch weer losgezet en de wagen zet zich in beweging, wanneer u zoals gewoonlijk gas geeft en de gordel omgegespt heeft.
Wanneer u het bestuurdersportier opent en de keuzehendel niet in stand P staat, is de wagen niet beveiligd tegen wegrollen. Bij wagens met comfortsleutel* verschijnt de aanwijzing voor de bestuurder: Stand P kiezen, anders kan wagen wegrollen. Portieren kunnen alleen in stand P worden vergrendeld. Bovendien klinkt er een zoemer.
Rempedaal intrappen en ingetrapt houden
►.
Parkeerrem vastzetten.
Keuzehendel in stand P zetten.
Onder bepaalde omstandigheden (bv. bij het rijden in de bergen) kan het beter zijn om tijdelijk handmatig te schakelen om de overbrengingsverhouding handmatig aan de rijomstandigheden aan te passen link►.
Bij het parkeren op vlak terrein is het voldoende om keuzehendelstand P in te schakelen. Bij een helling eerst de parkeerrem vastzetten en daarna de keuzehendel in stand P schakelen link►. Daardoor voorkomt u dat het vergrendelingsmechanisme te sterk wordt belast en kan de keuzehendel gemakkelijker uit stand P worden genomen.
- Als bestuurder nooit de wagen verlaten bij draaiende motor en ingeschakelde rijstand. Als u bij draaiende motor de wagen moet verlaten, de parkeerrem inschakelen en de parkeervergrendeling P inschakelen.
- Bij draaiende motor en ingeschakelde rijstand (D, S of R) resp. in tiptronic-stand is het noodzakelijk, de wagen met het rempedaal vast te houden, omdat ook bij stationair toerental de krachtoverbrenging niet geheel onderbroken wordt – de wagen "kruipt".
- Bij stilstaande wagen mag in geen geval onoplettend gas worden gegeven. De wagen gaat anders direct rijden - ook wanneer de parkeerrem is vastgezet - gevaar voor ongevallen!
- Geen gas geven als u bij stilstaande wagen en draaiende motor de keuzehendelstand verandert - gevaar voor ongevallen!
- Nooit tijdens het rijden rijstand R of P inschakelen - gevaar voor ongevallen!
- Voordat u een steile helling omlaagrijdt, snelheid terugnemen en met de tiptronic een lagere versnelling inschakelen.
- Rempedaal niet laten slippen of te vaak en te lang intrappen, als u bergafwaarts rijdt. Continu remmen leidt tot oververhitting van de remmen, verkleint het remvermogen aanzienlijk, verhoogt de remweg of leidt zelfs tot het uitvallen van het remsysteem.
- Wanneer u op hellingen moet stoppen, de wagen altijd met het rempedaal resp. de parkeerrem vasthouden om te voorkomen dat hij terugrolt.
- De wagen nooit met slippende koppeling vasthouden. De koppeling wordt automatisch geopend als deze door overbelasting te heet wordt - gevaar voor ongevallen! Bij overbelasting van de koppeling gaat het controlelampje branden en verschijnt een aanwijzing voor de bestuurder link►.
- Bij het stoppen op een helling niet proberen om het terugrollen van de wagen te voorkomen door bij ingeschakelde rijstand gas te geven. De automatische versnellingsbak kan hierdoor oververhit raken en beschadigd worden. Om terugrollen van de wagen te voorkomen, de parkeerrem inschakelen of het rempedaal intrappen.
- Als u de wagen met afgezette motor en de keuzehendel in stand N laat rollen, wordt de automatische versnellingsbak beschadigd, omdat deze dan niet wordt gesmeerd.
- Door bepaalde rij- en verkeersomstandigheden, zoals veelvuldig optrekken, lang kruipen of langzaamrijdend en stilstaand verkeer kan de versnellingsbak oververhit raken en beschadigd worden! Als het controlelampje of gaat branden, de wagen stilzetten zodra de gelegenheid daartoe zich aandient en de versnellingsbak laten afkoelen link►.
- Als u de wagen met afgezette motor laat rollen, wordt de S tronic versnellingsbak beschadigd, omdat deze dan niet wordt gesmeerd link►.
Let op
Om veiligheidsredenen werkt het automatisch loszetten van de parkeerrem alleen als de veiligheidsgordel van de bestuurder in het gordelslot is gestoken.