|
- Afb. 1 Motorruimte: Aansluitingen voor acculader en startkabels
- Afb. 2 Starthulp via de accu van een andere wagen: A – ontladen, B – stroomgevend
De startkabels moeten in de juiste volgorde worden vastgeklemd!
Op de plaats van de accu zitten links in de motorruimte starthulppunten Afb. 1. Open voor de starthulp de kap op de pluspool.
Een bevroren of ontdooide accu mag geen starthulp ontvangen ATTENTIE!! Een bevroren accu moet worden vervangen! De hierna beschreven aansluitprocedure is erop gericht dat uw wagen starthulp krijgt.
Voorbereidende maatregelen
Eerst aandachtig
►Link lezen.
Parkeerrem vastzetten en keuzehendel in stand P zetten.
Bij beide wagens alle verbruikers en het contact uitschakelen.
Startkabels vast- en losmaken
Het ene uiteinde van de rode startkabel op pluspool -1- Afb. 2 van de ontladen accu -A- Voorzichtig! vastmaken.
Het andere uiteinde van de rode startkabel op de pluspool -2- van de stroomleverende accu -B- vastmaken.
Een uiteinde van de zwarte startkabel bij voorkeur op het massapunt, anders op de minpool van de accu -3- van de stroomleverende wagen -B- vastmaken.
Het andere uiteinde van de zwarte startkabel uitsluitend op het massapunt -4- van uw wagen -A- vastmaken.
Startkabels zo leggen, dat ze niet door draaiende delen in de motorruimte kunnen worden geraakt.
Motor starten
Motor van de stroomleverende wagen starten en stationair laten draaien.
Vervolgens de motor van de wagen met de ontladen accu starten en twee à drie minuten wachten totdat de motor mooi „rond“ draait.
Indien de motor niet aanslaat: starten na 10 seconden afbreken en na ca. 30 seconden weer herhalen.
Bij de wagen waaraan starthulp is verleend de aanjager van de verwarming en de achterruitverwarming inschakelen, om eventuele spanningspieken bij het losmaken van de startkabels op te vangen. De rijverlichting moet uitgeschakeld zijn!
Kabels bij draaiende motoren in de omgekeerde volgorde van wat in
►Link beschreven staat verwijderen. Let erop dat de kabels niet tussen draaiende motordelen terechtkomen.
Kap op pluspool sluiten.
Aanjager van de verwarming en achterruitverwarming weer uitschakelen.
Werkzaamheden aan de accu moeten worden uitgevoerd door een (Audi-)specialist. Werkt u toch zelf aan de accu, let er dan op dat de aangesloten accuklemmen voldoende contact maken met de metalen accupolen.
Raadpleeg ATTENTIE!.
Aanwijzing
De accu zit, beschermd door een metalen kap, achterin onder de bagageruimtebodem. Voor de toegang tot de accu is technische vaardigheid en het gebruik van speciaal gereedschap vereist.
- Let erop dat de aangesloten pooltangen voldoende contact met het metaal hebben.
- Uit de accu in uw wagen wordt lucht naar buiten afgevoerd, accugassen worden dus uit de wagen afgevoerd.