|
-
- Afb. 282Motorruimte: Aansluitingen voor acculader of startkabels
Voorwaarde: gebruik alleen laders met een maximale laadspanning van 14,8 V. De aansluitkabels van de accu blijven aangesloten.
Schakel alle stroomverbruikers en het contact uit.
Open de motorkap link►.
Klap de rode afdekking op de pluspool open
afb.282►.
Maak de poolklemmen van de acculader volgens de voorschriften op de starthulpbouten vast. (Bout onder afdekking = "plus", zeskantbout = "massa").
Steek de steker van de voedingskabel van de acculader in het stopcontact en schakel het apparaat in.
Aan het einde van het laden: schakel de acculader uit en trek de steker van de voedingskabel uit het stopcontact.
Maak nu pas de pooltangen van de acculader los.
Klap de rode afdekking op de pluspool dicht.
Sluit de motorkap link►.
- Laadkabels mogen nooit direct op de accu van uw wagen worden aangesloten. Gebruik uitsluitend de aansluitingen in de motorruimte link►.
- Als een accu wordt geladen, kan een zeer explosief knalgasmengsel ontstaan. Laad de accu alleen op in goed geventileerde ruimten.
- Een ontladen accu kan al bij temperaturen rond 0 °C bevriezen. Een bevroren resp. ontdooide accu mag niet geladen en niet verder gebruikt worden. De accubak kan door de ijsvorming gescheurd zijn en accuzuur kan wegstromen - explosiegevaar en gevaar door bijtende werking! Raadpleeg een (Audi-)specialist.
- Tijdens het laadproces de laadkabels niet vastmaken of losmaken - explosiegevaar!
Let op
Raadpleeg vóór het laden van de accu beslist de aanwijzingen van de fabrikant van de acculader!