|
|
Geldt voor wagens met Audi adaptive cruise control en predictieve efficiencyassistent
Beschrijving
De predictieve regeling1) gebruikt de kaartinformatie van het navigatiesysteem om anticiperend te rijden. Voor de herkenning van verkeersborden wordt ook informatie van de verkeerstekenherkenning* met camera geraadpleegd link►.
Bij aanstaande snelheidsbeperkingen of een aanstaand wegverloop (bochten, kruispunten of rotondes) remt het systeem zelfstandig af en accelereert daarna weer naar de ingestelde snelheid.
(Automatische versnellingsbak: ) bovendien wordt voor de automatische regeling ook de intelligente vrijloop gebruikt link►.
Regeling overrulen
De bestuurder kan de predictieve regeling op elk moment overrulen door het gas- resp. rempedaal in te trappen. Het regelen op snelheidsbeperkingen kan ook via de bedieningshendel
afb.► worden gewijzigd. Als de bestuurder het regelen op snelheidsbeperkingen duidelijk wijzigt, wordt de predictieve regeling afgebroken. De adaptive cruise control regelt op de actuele gewenste snelheid.
Schakelt u de predictieve regeling in de volgende situaties altijd uit:
- Als een verhoogde oplettendheid van de bestuurder vereist is.
- Bij slechte weersomstandigheden, bv. bij sneeuw of hevige regen.
- Als de toestand van de weg slecht is.
Weergave op het scherm in het instrumentenpaneel
Als u de adaptive cruise control voor de eerste keer inschakelt, wordt de beschikbaarheid van de predictieve regeling in de statusregel weergegeven door een aanwijzing voor de bestuurder.
Bij het regelen op een snelheidsbeperking verschijnt het symbool 70
. In dit geval regelt het systeem op een snelheid van 70 km/h. De snelheid wordt daarna door de adaptive cruise control overgenomen. Daarnaast wordt de snelheid in de ledkrans van de snelheidsmeter op de te regelen snelheid aangepast
afb.►.
Bij het regelen op het wegverloop verschijnt het symbool
afb.110►.
Als u zich op het display in het instrumentenpaneel in de weergave Hulpsystemen bevindt, wordt met de volgende symbolen verduidelijkt, op welke situatie het systeem op dat moment regelt:
Symbool
|
Betekenis |
km/h
| Snelheidsbeperking |
Bocht | |
Kruispunt | |
Rotonde |
ATTENTIE
- Let u ook bij ingeschakelde predictieve regeling op het verkeer en de omgeving van de wagen. De verantwoordelijkheid en de inschatting van de verkeerssituatie ligt altijd bij de bestuurder.
- Het systeem houdt geen rekening met voorrangsregels en reageert ook niet op verkeerslichten - gevaar voor ongevallen!
- Het systeem houdt alleen rekening met verkeersborden die een snelheidsbeperking weergeven.
- Door een foutieve regeling op een snelheidsbeperking kan de toegestane maximumsnelheid worden overschreden. De verantwoordelijkheid voor het aanhouden van de toegestane maximumsnelheid ligt altijd bij de bestuurder.
- De snelheid waarmee door een bocht wordt gereden, hoeft niet noodzakelijk met uw eigen rijstijl overeen te komen. Remt u de wagen desgewenst zelf af - gevaar voor ongevallen!
Let op
- Als een snelheidsbeperking wordt herkend, wordt ook bij niet-actieve adaptive cruise control de opgeslagen snelheid in de ledkrans van de snelheidsmeter aangepast.
- Door de vrijloopfunctie kan de ingestelde snelheid tijdelijk worden onder- of overschreden.
- De regeling door het systeem is van de ingestelde rijmodus in de drive select* afhankelijk.
- Uitschakeling van de predictieve regeling, bv. bij het binnenrijden van een verkeersluwe zone, leidt niet tot uitschakeling van de adaptive cruise control.
- Na het inschakelen van het contact wordt bij het oprijden van autosnelwegen zonder snelheidsbeperking eerst op een snelheid van 130 km/h geregeld. Daarna wordt op de laatste door de bestuurder opgeslagen snelheid geregeld.
- Bij snelheidsbeperkingen onder 30 km/h vindt er geen predictieve regeling plaats.
- Als een snelheidsbeperking alleen door de camera wordt herkend en de eigen snelheid deze duidelijk overstijgt, wordt tot het bereiken van de voorgeschreven snelheid de snelheidsbeperking knipperend weergegeven link►.
- Verkeerde waarden van de verkeerstekenherkenning* met camera of verouderd kaartmateriaal van het navigatiesysteem kunnen tot een ontbrekende of onaannemelijke regeling leiden.
- Bij ingeschakelde routegeleiding wordt op het door het navigatiesysteem bepaalde trajectverloop geregeld. Zonder actieve routegeleiding of bij het verlaten van de route kan het regelen onaannemelijk zijn.
- Buiten het wegennet dat in het kaartmateriaal van het navigatiesysteem is vastgelegd, schakelt het systeem zichzelf uit.