Geldt voor wagens: met hybrideaandrijving
Om de EV-modus in te schakelen, op knop drukken. Het controlelampje in de knop brandt. Tegelijkertijd gaat op het display in het instrumentenpaneel controlelampje branden.
De hierna beschreven functies en instellingen worden door de wagenregeling automatisch ingesteld, afhankelijk van de bedrijfsomstandigheden van de wagen. Zo wordt gewaarborgd dat de wagen altijd in de passende bedrijfmodus staat. Een uitzondering is het uitgebreide elektrische rijden, wat door de bestuurder wordt geactiveerd Link.
Rijden met verbrandingsmotor
De wagen wordt door de verbrandingsmotor aangedreven. Tegelijkertijd wordt, als de ladingstoestand daartoe aanleiding geeft, de hoogvoltaccu geladen.
Volle acceleratie (Boost)
Voor de volle acceleratie wordt de wagen zowel door de verbrandingsmotor als door de elektromotor aangedreven. Deze bedrijfsfunctie wordt Boost genoemd en is slechts korte tijd beschikbaar, omdat zij veel energie vraagt. De beschikbaarheid is afhankelijk van de ladingstoestand van de hoogvoltaccu.
Bedrijfsfunctie Boost wordt geactiveerd door het gaspedaal ver in te trappen.
Elektrisch rijden
Afhankelijk van de ladingstoestand van de hoogvoltaccu en de rijweerstanden kan de wagen helemaal elektrisch rijden. De verbrandingsmotor is daarbij uitgeschakeld.
Tijdens het accelereren resp. bij onderschrijden van de ladingsdrempel van de hoogvoltaccu wordt de verbrandingsmotor gestart. Zodra de wens tot accelereren van de bestuurder en de ladingstoestand van de hoogvoltaccu het toelaten, rijdt de wagen weer elektrisch.
Uitgebreid elektrisch rijden (EV-modus)
Door indrukken van de -knop Afb. 1 kunnen de gebruikelijke grenzen van het elektrisch rijden worden uitgebreid en kan altijd elektrisch worden gereden als de toestand van het elektrische systeem dat toelaat. De bedrijfsfunctie wordt dan omgezet op maximaal elektrisch rijden -3-, -12- Afb. 2. Er kan tot een afstand van ca. 3 km met een constante snelheid van 60 km/h helemaal elektrisch worden gereden.
Aan de volgende voorwaarden moet zijn voldaan, om uitgebreid elektrisch rijden te activeren:
- Voldoende ladingstoestand van de hoogvoltaccu.
- Voldoende temperatuur van de 12 volt accu's en de hoogvoltaccu.
- De snelheid mag niet hoger zijn dan ca. 100 km/h.
- De versnellingsbak mag niet in tiptronic-functie staan.
- Offroad-modus en bergafdaalhulp mogen niet zijn ingeschakeld Link.
Uitgebreid elektrisch rijden wordt onderbroken door de verbrandingsmotor, wanneer wordt geaccelereerd. Tegelijkertijd gaat op het display het grijze controlelampje branden. Na het accelereren wordt uitgebreid elektrisch rijden automatisch hervat.
Uitgebreid elektrisch rijden wordt gedeactiveerd als aan ten minste één van de volgende voorwaarden is voldaan:
- Contact wordt uitgeschakeld.
- -knop wordt opnieuw ingedrukt.
- Lage ladingstoestand van de hoogvoltaccu.
- De snelheid is hoger dan ca. 100 km/h.
- Rijstand S of tiptronic-functie wordt gekozen.
- Offroad-modus of bergafdaalhulp wordt ingeschakeld.
Om opnieuw te activeren, op -knop drukken.
Zolang de verbrandingsmotor de bedrijfstemperatuur niet heeft bereikt, kunt u elektrisch wegrijden, zonder dat de verbrandingsmotor wordt ingeschakeld. Hiervoor dient in de keuzehendelstand P de rijklaarstand tot stand worden gebracht, toets worden ingedrukt en dan rijstand D of R worden ingeschakeld.
Start-stopfunctie
De verbrandingsmotor wordt slechts indien nodig gebruikt. Bij stilstaande wagen is de verbrandingsmotor gewoonlijk uit, het voeden van de elektrische wagensystemen gebeurt vanuit de hoogvoltaccu.
Het automatisch afzetten van de verbrandingsmotor tijdens het rijden geschiedt bij het hybridesysteem opzettelijk om brandstof te besparen. Alle belangrijke wagensystemen, zoals besturing, remmen en de airconditioning, blijven nog steeds geactiveerd. Soms kan het, systeembepaald, nodig zijn de verbrandingsmotor ook bij stilstaande wagen te laten draaien. Bij langer rijden in de file wordt de verbrandingsmotor bij wagenstilstand om de zoveel tijd ingeschakeld om de hoogvoltaccu te laden.
Vrijloop
Bij niet-ingetrapt gaspedaal en ingeschakelde rijstand D wordt bij snelheden tot ca. 160 km/h de verbrandingsmotor afgezet. Met een anticiperende rijstijl kan op deze manier het brandstofverbruik worden gereduceerd.
Energieterugwinning (recuperatie)
Bij het afremmen van de wagen wordt door de elektromotor, die dan als dynamo werkt, elektrische energie opgewekt, die wordt opgeslagen in de hoogvoltaccu. Dit gebeurd ook, wanneer de wagen decelereert of bergaf rijdt. In dat geval wordt de verbrandingsmotor automatisch afgezet.
Bij vroegtijdig en gelijkmatig afremmen met korte pedaalwegen wordt de wagen door de elektromotor afgeremd Afb. 2 -6-. Daarbij wordt een groot gedeelte van de bewegingsenergie teruggewonnen en kan in de vorm van elektrische energie in de hoogvoltaccu worden opgeslagen. Bij harder remmen wordt extra de conventionele rem ingeschakeld Afb. 2 -10-.
De energieterugwinning wordt op het infotainmentscherm weergegeven Link.
Automatisch starten van de verbrandingsmotor
Verschillende bedrijfstoestanden leiden ertoe, dat de verbrandingsmotor automatisch wordt gestart:
- Lage ladingstoestand van de hoogvoltaccu.
- Lage temperatuur van de verbrandingsmotor.
- Lage temperatuur van de katalysator.
- Hoge vermogensbehoefte van de airconditioning.
- Hoge snelheid.
- Hoge acceleratiewens.
- Steile helling.
- Hoge ladingstoestand van de hoogvoltaccu bij gas loslaten. In dit geval kan de hoogvoltaccu geen energie meer opnemen, waardoor de elektromotor de wagen niet kan vertragen. De verbrandingsmotor wordt bijgeschakeld en draait mee met onderbroken brandstoftoevoer (motorrem).