|
Geldt voor wagens met Audi active lane assist
Om het systeem in en uit te schakelen op de knop Afbeelding94► drukken. Het controlelampje
of
in het instrumentenpaneel brandt of gaat uit.
Controlelampjes
Paraat: het controlelampje brandt, als het systeem gereed is. Het systeem kan nu ingrijpen.
Niet paraat: het controlelampje brandt, als het systeem weliswaar is ingeschakeld, maar niet kan ingrijpen. Dit kan onder andere de volgende oorzaken hebben:
- Er is geen scheidingslijn aanwezig.
- De relevante scheidingslijnen worden niet herkend (bv. bij markeringen voor wegwerkzaamheden, door sneeuw, vuil, regen, tegenlicht).
- De rijsnelheid ligt onder de activeringssnelheid van ca. 65 km/h (afhankelijk van het land).
- De rijstrook is te smal of te breed.
- De bocht is te scherp.
- U heeft de handen niet op het stuur.
Let op
- Let erop dat het cameravenster Afbeelding95► niet door stickers o.i.d. wordt afgedekt. Aanwijzingen voor schoonmaken link►.
- Afhankelijk van het land: elke keer dat het contact wordt ingeschakeld, blijft het al ingeschakelde systeem klaar voor gebruik.