|
Geldt voor wagens met snelheidsbegrenzer
De snelheidsbegrenzer helpt bij het niet-overschrijden van een opgeslagen regelsnelheid vanaf ongeveer 30 km/h. Zodra u de snelheidsbegrenzer inschakelt, wordt het controlelampje
weergegeven.
Schermweergaven van de snelheidsbegrenzer
-1- - Snelheidsbegrenzer is passief. Er werd nog geen regelsnelheid ingesteld.
-2- - Snelheidsbegrenzer is passief. Er staat een ingestelde regelsnelheid in het geheugen.
-3- - Snelheidsbegrenzer is actief. Bij in werking treden van de snelheidsbegrenzing knippert het controlelampje
kort.
ATTENTIE
Om een onbedoelde snelheidsregeling te voorkomen, moet u de snelheidsbegrenzer na gebruik altijd uitschakelen.
- De snelheidsbegrenzer ontslaat de bestuurder niet van de verantwoordelijkheid voor de rijsnelheid.
- Let ook bij ingeschakelde snelheidsbegrenzer steeds op het overige verkeer. Als bestuurder bent u altijd verantwoordelijk voor uw snelheid en de afstand tot andere weggebruikers.
- Om veiligheidsredenen mag de snelheidsbegrenzer bij ongunstige weersomstandigheden en bij ongunstige toestand van de rijbaan (zoals gladheid, mist, grind, hevige regen en aquaplaning) niet worden gebruikt – gevaar voor ongevallen!
- Kickdown of snel accelereren alleen toepassen, indien het zicht en de weers-, rijbaan- en verkeersomstandigheden dit toelaten.
VOORZICHTIG
Voordat u een langer traject met sterke afdalingen gaat rijden, de snelheid verlagen, en een lagere rijstand kiezen. Hierdoor de remwerking van de motor benutten en de remmen ontlasten.