|
|
De functie van de alarmlichten is om in gevaarlijke situaties andere verkeersdeelnemers op uw wagen attent te maken.
Om de alarmlichten in of uit te schakelen op de knop drukken.
Bij een noodstop vanuit hogere snelheden knipperen de remlichten, vervolgens worden de alarmlichten ingeschakeld1).
Bij ingeschakelde alarmlichten kan een verandering van richting of rijstrook worden aangegeven door de knipperlichthendel te bedienen. Het alarmknipperen wordt tijdelijk onderbroken.
De alarmlichten werken ook als het contact is uitgeschakeld.