|
Geldt voor wagens: met bandenspanningscontrole
De bandenspanningscontrole in het instrumentenpaneel informeert u, indien de bandenspanning te laag is of er een systeemstoring aanwezig is.
De bandenspanningscontrole vergelijkt met behulp van de ABS-sensoren de afrolomtrek en het trillingsgedrag van de afzonderlijke banden. Bij wijzigingen in de bandenspanning van één of meerdere wielen wordt dit op het infotainmentscherm met een controlelampje
en een aanwijzing voor de bestuurder weergegeven. Als het slechts een band betreft, wordt de positie van deze band aangegeven.
Na elke wijziging in de bandenspanningen (omschakelen van spanning voor belast naar spanning voor maximaal belast en omgekeerd) of na het verwisselen of ruilen van een wiel bij uw wagen moeten de bandenspanningen in het infotainment opnieuw worden opgeslagen link►. De bandenspanningscontrole bewaakt de door u opgeslagen bandenspanningen. De voor uw wagen aanbevolen bandenspanning vindt u op de bandenspanningssticker Afbeelding►.
Afrolomtrek en trillingsgedrag kunnen veranderen en daarom een waarschuwing bandenspanning tot gevolg hebben, indien:
- de bandenspanning van een of meerdere banden te laag is.
- de band schade aan de constructie vertoont.
- de wielen zijn verwisseld en de bandenspanningen zijn veranderd en niet opnieuw opgeslagen link►.
- het noodreservewiel* gemonteerd is.
Controlelampjes
- Bandenspanningsverlies bij ten minste één band
►. De band resp. banden controleren en de band(en) vervangen resp. repareren. Van alle vier de wielen de bandenspanningen controleren of corrigeren en deze in het infotainment opslaan link►.
(Tire Pressure Monitoring System) Bandenspanning: storing! Zie instructieboekje - Als na het inschakelen van het contact of tijdens het rijden
verschijnt en daarnaast het controlelampje
in het instrumentenpaneel eerst circa een minuut knippert en aansluitend permanent brandt, is er sprake van een systeemfout. Probeer de correcte bandenspanningen op te slaan link►. Indien het controlelampje niet uit gaat of na korte tijd weer gaat branden, onmiddellijk naar een (Audi-)specialist rijden en de storing laten verhelpen.
- Als de bandenspanningscontrole op het display verschijnt, direct de snelheid verminderen en heftige stuur- en remmanoeuvres voorkomen. Bij de volgende mogelijkheid stoppen om de banden en de bandenspanning te controleren.
- De bestuurder is zelf verantwoordelijk voor de juiste bandenspanning. Daarom moet u de bandenspanningswaarden regelmatig controleren.
- Onder bepaalde omstandigheden (bv. sportieve rijstijl, besneeuwd of onverhard wegdek) kan de bandenspanningscontrole vertraagd verschijnen.
- Alleen wagens, die af fabriek met banden met noodloopeigenschappen* zijn uitgerust, mogen hiermee rijden.
Let op
- Bij een storing in de ESC kan ook de bandenspanningscontrole uitvallen.
- Bij het rijden met sneeuwkettingen kan een systeemstoring optreden.
- De bandenspanningscontrole is afgestemd op uw Audi met banden met de markering "AO" resp. "RO" link►. Wij adviseren u alleen deze banden te gebruiken.