|
Geldt voor wagens: met handbediende airconditioning
De functies worden via de draaiknoppen en toetsen aangestuurd. De led in de betreffende toets brandt als de functie is ingeschakeld.
Voor een behaaglijk klimaat raden wij u aan:
- In het warme jaargetijde de temperatuur zo in te stellen, dat deze maar enkele graden lager is dan de buitentemperatuur
- Het aanjagertoerental gematigd in te stellen
- De luchtstroom niet rechtstreeks op de persoon te richten.
Bepaalde instellingen worden automatisch opgeslagen en aan de gebruikte sleutel met radiografische afstandsbediening toegekend.
- Handbediende airconditioning: stoelverwarming (bestuurderszijde), toets A/C
De luchthoeveelheid kan met de draaiknop -1- in kleine stappen worden ingesteld. Om te voorkomen dat de ruiten beslaan, moet de aanjager steeds op een lage stand draaien. Als de ruiten beslagen zijn, moet u een hogere aanjagerstand kiezen en de regelaar -3- op zetten.
De koelfunctie werkt alleen bij ingeschakelde aanjager. Bij uitgeschakelde koelfunctie wordt de lucht niet gekoeld en ontvochtigd. Hierdoor kunnen de ruiten beslaan. Bij koude buitentemperaturen schakelt de koelfunctie automatisch uit.
Met de draaiknop -3- kunt u de luchtverdeling instellen.
In de stand worden de voorruit en zijruiten ontdooid resp. ontwasemd. De circulatiefunctie wordt uitgeschakeld, maar kan door opnieuw drukken op de toets weer handmatig worden geactiveerd.
De ronde luchtroosters in de bestuurdersruimte zijn verstelbaar link►.
Om in het vochtige jaargetijde te voorkomen dat de zijruiten voorin beslaan, adviseren wij de luchtroosters aan de zijkant te openen en deze opzij te richten.
In de circulatiefunctie wordt de lucht in het interieur gecirculeerd en gefilterd. Hierdoor wordt verregaand voorkomen dat verontreinigde buitenlucht in het interieur van de wagen terechtkomt. Wij adviseren u, om de circulatiefunctie in te schakelen als u door een tunnel rijdt of in een file staat
►.
De circulatiefunctie wordt in de ontwasemingsstand uitgeschakeld.
Als de achterruitverwarming bij ingeschakeld contact wordt geactiveerd, regelt de accuregelaar afhankelijk van de acculading of inschakelen mogelijk is. Verder werkt de achterruitverwarming bij draaiende motor en wordt afhankelijk van de buitentemperatuur na ongeveer 10 tot 20 minuten automatisch uitgeschakeld.
Om de achterruitverwarming continu in te schakelen, de toets
REAR langer dan 2 seconden indrukken. Dit blijft tot circa 15 minuten na het uitschakelen van het contact opgeslagen.