Bij winterse wegomstandigheden verbeteren sneeuwkettingen niet alleen de tractie, maar ook het remgedrag.
Sneeuwkettingen alleen op de voorwielen monteren.
Na enkele meters de bevestiging van de sneeuwkettingen controleren resp. corrigeren en de aanwijzingen van de fabrikant in acht nemen.
Let op de topsnelheid van 50 km/h. Neem de lokale voorschriften in acht.
Op sneeuwvrije trajecten moet u de sneeuwkettingen verwijderen, anders kunnen de rijeigenschappen worden belemmerd en de banden beschadigd.
Het gebruik van sneeuwkettingen is om technische redenen alleen op bepaalde velg-bandcombinaties toegestaan:
Velgenmaat |
Inpersdiepte (ET) |
Bandenmaat |
---|---|---|
8Jx20 |
35 mm |
245/40 |
ATTENTIE!
Ongeschikte sneeuwkettingen of een verkeerde montage kunnen ertoe leiden dat u de controle over de wagen verliest - gevaar voor ongevallen!
Voorzichtig!
- Sneeuwkettingen die direct contact maken met de velg of wieldop* kunnen deze beschadigen. Wieldoppen* vooraf verwijderen. Sneeuwkettingen voorzien van bescherming gebruiken.
- Bij het gebruik van sneeuwkettingen die dikker zijn dan 10,5 mm, kunnen wielkasten en andere delen van de wagen zwaar beschadigd worden.
- Bij een defect aan de adaptive air suspension* mogen geen sneeuwkettingen worden gemonteerd en gebruikt, omdat de wagen extreem laag ligt. Wanneer u toch met sneeuwkettingen gaat rijden, kunnen de wielkasten en andere delen van de wagen door de sneeuwkettingen ernstig beschadigd raken.