|
|
Geldt voor wagens met start-stopsysteem
Wagen afremmen. De motor wordt reeds kort voor stilstand afgezet of als de wagen stilstaat1). Houd de voet op het rempedaal. Op het display in het instrumentenpaneel verschijnt het controlelampje onder in de statusregel. Bovendien beweegt de naald in de toerenteller naar READY1).
Als u de voet van het rempedaal neemt, start de motor weer. Als de parkeerrem is vastgezet of de wegrijhulp is ingeschakeld, start de motor pas weer bij het intrappen van het gaspedaal1). Het controlelampje gaat uit.
Meer informatie
De motor wordt in de rijstanden P, N en D afgezet.
Als u tijdens een stopfase in stand R schakelt, start de motor weer.
U moet P snel inschakelen om een ongewenste motorstart bij het schakelen via R te voorkomen.
U kunt zelf regelen of de motor wordt afgezet of niet, door de remkracht te verlagen of te verhogen. Als u de rem bijvoorbeeld in het langzaamrijdend en stilstaand verkeer of bij het afslaan slechts licht intrapt, wordt bij stilstaan van de wagen geen stopfase gestart. Zodra u harder op de rem trapt, wordt de motor afgezet.
Mocht u de wagen tijdens een stopfase moeten verlaten, dan kan de motor binnen circa 30 seconden opnieuw worden gestart, als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- Het bestuurdersportier is gesloten, de bestuurder heeft de gordel omgegespt en het rempedaal wordt ingetrapt.
Of
- Het bestuurdersportier is gesloten, het rempedaal wordt ingetrapt en er is een rijstand ingeschakeld.
Let op
- Tijdens een stopfase het rempedaal intrappen om de wagen tegen wegrollen te beveiligen.
- Als u tijdens een stopfase de START ENGINE STOP-knop indrukt, wordt het contact uitgeschakeld. De naald in de toerenteller beweegt naar OFF.