|
Geldt voor wagens met parkeerassistent
De bestuurder draagt de verantwoordelijkheid voor het uitparkeren.
Wanneer de wagen werd filegeparkeerd, kunt u met behulp van de parkeerassistent uitparkeren.
Start de motor.
Knop
afb.► indrukken.
Wachten tot er een aanwijzing voor de bestuurder verschijnt dat voor het starten van het uitparkeren de uitparkeerrichting moet worden opgegeven.
Betreffende knipperlicht inschakelen. De aanwijzing voor de bestuurder Automatisch uitparkeren starten verschijnt.
Neem de handen van het stuurwiel.
Draai-drukknop indrukken om het automatisch uitparkeren te starten.
Volg de optische aanwijzingen link► en de akoestische waarschuwingstonen, tot het uitparkeren is beëindigd.
Steeds in de richting rijden, die de pijlen op de wagen aangeven.
Het uitparkeren is afgesloten als geen verdere corrigerende bewegingen meer nodig zijn. Stuur overnemen.
De parkeerassistent stuurt automatisch uit de parkeerruimte terwijl de bestuurder de pedalen bedient. De maximale uitparkeersnelheid bedraagt 5 km/h.
Parkeerassistent onderbreken
Bij een te hoge snelheid en als u in het sturen ingrijpt, schakelt de parkeerassistent automatisch uit. Om het uitparkeren voort te zetten, zet u de motor af en start u deze weer. Daarna de knop
opnieuw indrukken. Anders parkeert u zonder ondersteuning van de parkeerassistent uit.