Het systeem kan geen goede herkenning van voertuigen meer garanderen en wordt uitgeschakeld. De radarsensoren zijn versteld of defect. Rijd naar een (Audi-)specialist en laat de storing verhelpen.

Deze aanwijzing voor de bestuurder verschijnt, indien de adaptive cruise control niet kan worden ingeschakeld, bv. bij geopende motorkap.

Deze aanwijzing voor de bestuurder verschijnt, als het zicht van de radarsensoren, bijvoorbeeld door bladeren, sneeuw, sterk opspattend water of verontreiniging is belemmerd. Sensoren schoonmaken afb.►.

Het maximaal mogelijke stijgingspercentage van de rijbaan voor veilig gebruik is overschreden. De systemen konden niet worden ingeschakeld.

Rijstand D/S of M kiezen.

Schakelbak: de adaptive cruise control werkt vanaf de 1e versnelling.

Schakelbak: als u het koppelingspedaal langer intrapt, wordt de regeling onderbroken.

Schakelbak: deze aanwijzing voor de bestuurder verschijnt, wanneer de wagen door de adaptive cruise control wordt versneld of vertraagd, maar de bestuurder niet tijdig op- of teruggeschakeld heeft, waardoor het toegestane grenstoerental wordt over- of onderschreden. De adaptive cruise control wordt uitgeschakeld en kan niet opnieuw worden ingeschakeld.

Als de parkeerrem wordt bediend, schakelen de systemen uit. Na het loszetten van de parkeerrem zijn de systemen weer beschikbaar.

De aanwijzing voor de bestuurder verschijnt, als de elektronische stabiliseringscontrole (ESC) regelend ingrijpt. In dit geval worden de systemen uitgeschakeld.

De aanwijzing voor de bestuurder verschijnt als de wagen bijvoorbeeld bij het wegrijden op een flauwe helling ondanks actieve systemen achteruit rolt. Trap het rempedaal in om te voorkomen dat de wagen wegrolt of tegen de achterligger rijdt.

Bij actieve bergafdaalhulp kunt u het systeem niet activeren.

Bij actieve parkeerassistent^* worden de systemen uitgeschakeld. Na het beëindigen van het inparkeren zijn de systemen weer beschikbaar.

De aanwijzing voor de bestuurder verschijnt, indien na een herhaalde oproep tot ingreep door de bestuurder de bestuurder de stuurinrichting niet overneemt en het systeem wordt uitgeschakeld. De wagen wordt tot stilstand afgeremd.

Het systeem kan het aanhouden van de rijstrook niet meer garanderen en wordt uitgeschakeld. De wagen bij een blijvende storing door een (Audi-)specialist laten controleren.

De aanwijzing voor de bestuurder verschijnt, zodra bij het bereiken van de systeemgrens geen stuuractiviteit meer wordt herkend. Laat uw handen altijd op het stuurwiel, zodat u steeds klaar bent om te sturen.

Als de bestuurdersgordel wordt losgegespt, schakelt het systeem zichzelf uit.

De regeling op snelheidsbeperkingen en het wegverloop wordt in dit land niet aangeboden.

De regeling op snelheidsbeperkingen en het wegverloop schakelt zichzelf bij snelheidsbeperkingen lager dan 30 km/h uit.

De aanwijzing voor de bestuurder kan ook bij tijdelijke uitval van de regeling op snelheidsbeperkingen en het wegverloop verschijnen. De wagen bij een blijvende storing door een (Audi-)specialist laten controleren.

Het systeem kan geen goede herkenning van voertuigen meer garanderen en wordt uitgeschakeld. De radarsensoren zijn versteld of defect. Rijd naar een (Audi-)specialist en laat de storing verhelpen.

Deze aanwijzing voor de bestuurder verschijnt, als het zicht van de radarsensoren, bijvoorbeeld door bladeren, sneeuw, sterk opspattend water of verontreiniging is belemmerd. Sensoren schoonmaken afb.►.

De aanwijzing voor de bestuurder verschijnt bij tijdelijke uitval van het systeem. Als dit meerdere keren optreedt, naar een (Audi-)specialist rijden en de storing laten verhelpen.

Als de bestuurder de gordel niet heeft omgegespt, is het systeem niet volledig beschikbaar.

De aanwijzing voor de bestuurder verschijnt, als u het systeem wilt inschakelen en zich direct vóór uw wagen een stilstaand obstakel bevindt.

Bij geopend portier is het systeem niet beschikbaar.