|
Geldt voor wagens met snelheidsregelsystemen
U kunt bij stilstaande wagen de regelsnelheid selecteren resp. tijdens het rijden activeren.
Voorwaarde: u heeft het systeem ingeschakeld.
Om bij stilstaande wagen een regelsnelheid te selecteren, tipt u de bedieningshendel richting -+- of ---
afb.►.
Om de regelsnelheid te activeren, trekt u de bedieningshendel naar u toe in stand -1-.
Om de actueel gereden snelheid als regelsnelheid over te nemen, drukt u op de bedieningshendel op de toets -A-.
In het instrumentenpaneel wordt de geactiveerde regelsnelheid met het controlelampje
resp.
aangegeven.
Op het head-updisplay* verschijnt een extra weergave.