|
Geldt voor wagens met snelheidsregelsystemen
Voorwaarde: schakel het contact in.
Om het systeem in te schakelen, trekt u de bedieningshendel naar u toe in stand -1-.
Om tussen het snelheidsregelsysteem resp. de dynamische rijassistent* en de snelheidsbegrenzer te wisselen, drukt op de bedieningshendel op de toets -B-.
In het instrumentenpaneel wordt het controlelampje
resp.
en de overeenkomstige aanwijzing voor de bestuurder weergegeven.
ATTENTIE
Als bij ingeschakelde snelheidsregelsystemen een systeemstoring in de remmen (bv. oververhitting) optreedt, kunnen deze automatisch worden uitgeschakeld.
Let op
Bij het wisselen tussen de systemen blijft de opgeslagen regelsnelheid behouden.