Geldt voor wagens met snelheidsregelsystemen
De snelheidsregelsystemen omvatten het snelheidsregelsysteem en de snelheidsbegrenzer.
Het snelheidsregelsysteem helpt de bestuurder een snelheid vanaf circa 20 km/h constant te houden. Het systeem regelt de gewenste snelheid door afremmen en accelereren.
De snelheidsbegrenzer helpt de bestuurder een snelheid vanaf circa 30 km/h niet te overschrijden. Het systeem begrenst de snelheid ook bij ingetrapt gaspedaal.
ATTENTIE
- Let ook bij ingeschakelde snelheidsregelsystemen steeds op het overige verkeer. Als bestuurder bent u altijd verantwoordelijk voor uw regelsnelheid en de afstand tot andere voertuigen.
- Om veiligheidsredenen mogen de snelheidsregelsystemen in het stadsverkeer, bij langzaam rijdend verkeer, op bochtige trajecten en bij ongunstige toestand van de weg (bv. gladheid, mist, grind, hevige regen en aquaplaning) niet worden gebruikt – gevaar voor ongevallen!
- Schakel de snelheidsregelsystemen tijdelijk uit bij het rijden op voorsorteerstroken, afritten van (auto)snelwegen of bij wegwerkzaamheden.
- Kickdown of snel accelereren zou u alleen moeten toepassen, indien het zicht en de weers-, weg- en verkeersomstandigheden dit toelaten.
- De opgeslagen regelsnelheid mag u alleen weer opnemen als deze bij de verkeersomstandigheden van dat moment past - gevaar voor ongevallen!
VOORZICHTIG
Voordat u een langer traject met sterke afdalingen gaat rijden, verlaagt u de snelheid en kiest u een lagere rijstand. Daardoor benut u de remwerking van de motor en ontlast u de remmen.
Let op
Bij een automatische remingreep branden de remlichten.