Bij het gebruik van een aanhangwagen moet op enkele zaken worden gelet.
Aanhangwagengewicht
Het toegestane aanhangwagengewicht mag in geen geval worden overschreden link►.
Als u het toegestane aanhangwagengewicht niet volledig gebruikt, kunt u overeenkomstig steilere hellingen nemen.
De vermelde aanhangwagengewichten gelden alleen voor hoogten tot 1000 m boven de zeespiegel. Aangezien bij toenemende hoogte door de afnemende luchtdichtheid het motorvermogen daalt en daardoor ook het klimvermogen vermindert, neemt ook het toegestane aanhangwagengewicht overeenkomstig af. Per 1000 m hoogtetoename moet het toegestane treingewicht met ca. 10% worden verminderd. Het toegestane treingewicht is het gewicht van de (beladen) wagen en de (beladen) aanhangwagen samen.
Kogeldruk
De maximaal toegestane kogeldruk van de aanhangwagendissel op de kogelkop van de trekhaak mag niet worden overschreden.
Een te geringe kogeldruk beïnvloedt het rijgedrag van de wagen met aanhangwagen. In het belang van de rijveiligheid raden wij aan de maximaal toegestane kogeldruk altijd volledig te benutten, maar niet te overschrijden. Dit bereikt u bijvoorbeeld door de juiste verdeling van de lading in de aanhangwagen.
U kunt de kogeldruk bijvoorbeeld met een weegschaal of bij een officieel weegstation bepalen.
De toegestane kogeldruk is te vinden in de wagenpapieren resp. op link►.
Verdeling van de lading
Bij ongunstige belading en verdeling van de lading kan het rijgedrag negatief worden beïnvloed. Belaad de wagen met aanhangwagen zo veel mogelijk volgens de volgende criteria:
- Berg voorwerpen bij voorkeur in de bagageruimte van de wagen op. De wagen moet altijd zo zwaar mogelijk en de aanhangwagen zo licht mogelijk beladen zijn.
- Verdeel de belading in de aanhangwagen zo dat zware voorwerpen zo dicht mogelijk bij de as liggen.
- Zorg ervoor dat voorwerpen niet kunnen verschuiven.
- Benut de toegestane kogeldruk indien mogelijk volledig.
Koelsysteem
Het rijden met een aanhangwagen betekent voor de motor en het koelsysteem een verhoogde belasting. Let erop dat het koelsysteem altijd voldoende koelvloeistof bevat.
Banden
Kies de bandenspanning die hoort bij de "maximale belading" van uw wagen, zie de sticker voor bandenspanning link►.
Corrigeer zo nodig ook de bandenspanning van de aanhangwagen volgens het advies van de fabrikant.
Bij winterse temperaturen zouden op de wagen en op de aanhangwagen winterbanden gemonteerd moeten zijn.
Buitenspiegels
Als u het verkeer achter de aanhangwagen niet met de gewone buitenspiegels kunt overzien, moet u extra buitenspiegels laten plaatsen. Verstel ze zo dat u voldoende zicht naar achteren hebt.
Buitenverlichting
Controleer voordat u gaat rijden bij aangekoppelde aanhangwagen alle functies van de verlichting.
De lichtbundelhoogteverstelling past de lichtbundelhoogte van de koplampen automatisch aan.
Stroomvoorziening
Als u het contact uitschakelt, wordt de aanhangwagen nog steeds van stroom voorzien, zolang het energiebeheer niet ingrijpt link►.
Stabiliseringssysteem
Slingerbewegingen kunnen door een extra stabiliseringssysteem dat op de aanhangwagen is gemonteerd, worden verminderd. Het zou over frictievoeringen aan de zijkant moeten beschikken om verhoogde slijtage te voorkomen. Ontvet en maak de kogelkop schoon, voordat er een stabiliseringssysteem wordt gebruikt. Het stabiliseringssysteem is via een specialist te koop en kan daar ook worden ingebouwd.
Bij een aanhangwagen zonder stabiliseringssysteem de kogelkop vóór gebruik schoonmaken en invetten.
Trekhaak
Controleer of de koppelingskop aan de landspecifieke voorschriften voldoet en niet versleten is.
Aanhangwagenrem
Als uw aanhangwagen een oplooprem heeft, moet deze op juiste wijze ingesteld zijn en correct functioneren.
Luchtvering
Geldt voor wagens met luchtvering
De luchtvering moet zich op normaal niveau bevinden, voordat u de kogeldruk van de aanhangwagen instelt en de aanhangwagen aankoppelt ►, link►.
Bij wagens met af fabriek ingebouwde trekhaak wordt automatisch de aanhangwagenmodus van de luchtvering ingeschakeld, wanneer u de kabel van de aanhangwagen op het stopcontact aansluit.
Bij wagens met naderhand ingebouwde trekhaak moet u de aanhangwagenmodus van de luchtvering handmatig inschakelen. In het infotainment de toets MENU
> Wagen > linkerkeuzetoets > Wageninstellingen
> Luchtvering: aanhangwagen kiezen. Schakel na het aanhangwagengebruik de functie weer uit.
U kunt de aanhangwagenmodus ook tijdens het rijden handmatig uitschakelen, bv. bij gebruik van een fietsendragersysteem.
Als u over slecht wegdek moet rijden, kunt u na het aankoppelen van de aanhangwagen resp. na het instellen van de kogeldruk de wagen weer verhogen.
Geldt voor wagens met luchtvering
- Door temperatuurschommelingen of wijzigingen in de belasting kan de hoogte van de wagen veranderen.
- Stelt u de luchtvering op normaal niveau in, anders is de voor uw wagen geldende kogeldruk niet meer van toepassing.
Naderhand op de wagen gemonteerde aanbouwdelen, vooral op de kogelkop van de trekhaak, kunnen beschadigingen tot gevolg hebben. Laat in geval van een beschadiging de functionaliteit door een (Audi-)specialist controleren.
Let op
- Gebruik stopblokken bij het parkeren op hellingen als de aanhangwagen beladen is.
- Bij frequent gebruik van een aanhangwagen adviseren wij u om de wagen ook tussen de onderhoudsintervallen in te laten onderhouden.
- Vermijd tijdens het inrijden het rijden met aanhangwagen.