|
De wagen is met een elektronische parkeerrem -1-
afb.96► uitgerust. De parkeerrem dient ervoor om de wagen te beveiligen tegen onbedoeld wegrollen en vervangt dus de handrem.
Parkeerrem vastzetten en handmatig loszetten
Om de parkeerrem vast te zetten, trekt u de knop
aan. De led in de knop brandt. Bovendien brandt het controlelampje
of
.
Om de parkeerrem handmatig los te zetten, trapt u bij ingeschakeld contact het rem- of gaspedaal in en drukt u tegelijkertijd de knop
in. De led in de knop en het controlelampje gaan uit.
Parkeerrem automatisch loszetten
Voorwaarde: het portier en de veiligheidsgordel van de bestuurder zijn gesloten en het controlelampje
in het instrumentenpaneel brandt.
Om weg te rijden en de parkeerrem automatisch los te zetten, geeft u zoals gebruikelijk gas.
Als het controlelampje
in het instrumentenpaneel brandt, zijn de voorwaarden voor het automatisch loszetten van de parkeerrem niet vervuld. Zet de parkeerrem handmatig los.
Behalve het automatisch loszetten van de parkeerrem staan u nog meer comfort- en veiligheidsfuncties bij het wegrijden ter beschikking link►.
Automatisch loszetten van de parkeerrem voorkomen
Afhankelijk van de helling of bij aanhangwagengebruik kan het voorkomen dat de wagen ongewild in beweging komt.
Om het automatisch loszetten van de parkeerrem te voorkomen, houdt u de knop
aangetrokken en geeft u gas. De parkeerrem blijft vastgezet en voorkomt zodoende achteruitrollen.
Knop
weer loslaten zodra u constateert dat door gas te geven voldoende aandrijfkracht op de wielen wordt opgebouwd.
U kunt in een noodgeval de noodremfunctie gebruiken of wanneer de gebruikelijke rembediening is uitgevallen of geblokkeerd.
De knop
aantrekken en aangetrokken houden.
Zodra u de knop
loslaat of meer gas geeft, wordt gestopt met remmen.
Als u bij rijdende wagen de knop
aantrekt en aangetrokken houdt, wordt de noodremfunctie geactiveerd. Hierbij wordt de wagen door het activeren van de remhydraulica op alle vier de wielen afgeremd. Het remvermogen is zoals bij een sterke remingreep ►!
Om te voorkomen dat de noodremfunctie per ongeluk wordt geactiveerd, is bij het aantrekken van de knop
een akoestisch waarschuwingssignaal (zoemer) te horen. Zodra de knop
wordt losgelaten of meer gas wordt gegeven, wordt de noodstop onderbroken.
Parkeren
Om de wagen stil te zetten, het rempedaal intrappen.
Om de parkeerrem vast te zetten, trekt u aan de knop
.
(Geldt voor automatische versnellingsbak:) rijstand P kiezen.
Zet de motor af ►.
(Geldt voor schakelbak: ) 1e versnelling inschakelen.
Draai het stuurwiel op hellingen zo dat de wagen tegen de stoeprand rolt als de wagen in beweging zou komen.
- Als bij stilstaande wagen en draaiende motor een versnelling resp. een rijstand (automatische versnellingsbak) is ingeschakeld, mag in geen geval onachtzaam gas worden gegeven of het koppelingspedaal worden losgelaten. De wagen zet zich anders direct in beweging – gevaar voor ongevallen!
- De noodstopfunctie mag u alleen in noodgevallen, als het rempedaal uitgevallen of geblokkeerd is, activeren. Bij een noodstop met de parkeerrem wordt uw wagen geremd zoals bij sterk intrappen van het rempedaal. De natuurkundig bepaalde grenzen kunnen ook door de ESC en de daarin geïntegreerde componenten (ABS, ASR, EDS) niet worden geneutraliseerd. In bochten en op slecht wegdek of bij slecht weer kan een noodstop ertoe leiden dat de wagen uitbreekt of in een slip raakt - gevaar voor ongevallen!
- Als de stroomvoorziening is uitgevallen, kan een losgezette parkeerrem niet meer worden ingeschakeld. De wagen in dit geval alleen op een horizontale ondergrond parkeren en vastzetten door de 1e versnelling in te schakelen (schakelbak) resp. door rijstand P (automatische versnellingsbak) in te schakelen. Schakel een (Audi-)specialist in.
- Als u de wagen - al is het slechts tijdelijk - verlaat, altijd de parkeerrem inschakelen. Anders is de wagen niet tegen wegrollen beveiligd - gevaar voor ongevallen!
- Als u de wagen verlaat, schakelt u het contact uit en neemt u de wagensleutel mee. Dit geldt in het bijzonder als kinderen in de wagen achterblijven. De kinderen zouden anders de motor kunnen starten, de parkeerrem loszetten of elektrische uitrustingen (bv. elektrische ruitbediening) kunnen bedienen - gevaar voor ongevallen!
- Bij vergrendelde wagen mogen geen personen - vooral geen kinderen - in de wagen achterblijven. Vergrendelde portieren maken het hulpverleners moeilijk om in geval van nood in de wagen te komen – levensgevaarlijk!
VOORZICHTIG
Laat uw wagen niet met draaiende motor onbeheerd achter - gevaar voor ongevallen!
Let op
Geldt voor wagens met automatische versnellingsbak
Als u voor een verkeerslicht of in het stadsverkeer moet stoppen, kunt u de parkeerrem handmatig vastzetten of de wegrijhulp* inschakelen. De wagen hoeft niet met het rempedaal te worden vastgehouden, omdat de neiging tot kruipen bij ingeschakelde rijstand door de rem wordt onderdrukt. Zodra u zoals gewoonlijk gas geeft, wordt de parkeerrem automatisch losgezet en begint de wagen te rijden link►.
Let op
- Eventuele geluiden bij het vastzetten en loszetten van de parkeerrem zijn gewoon en vormen geen reden tot ongerustheid.
- Als de wagen stilstaat voert de parkeerrem met regelmatige tussenpozen een controlecyclus uit. Hierbij voorkomende geluiden zijn normaal.
- Als de stroomvoorziening is uitgevallen, kan een ingeschakelde parkeerrem niet meer worden losgezet en een losgezette parkeerrem niet meer worden ingeschakeld ►. Schakel een (Audi-)specialist in.