Gebruiksaanwijzing AUDI Q5 2018
Audi Q5Starten en rijde... Warm en koud3-zone automatische ...
Geldt voor wagens met 3-zone automatische comfortairco
Afb. 883-zone automatische comfortairco: Bedieningselementen in de bestuurdersruimte
Afb. 883-zone automatische comfortairco: Bedieningselementen in de bestuurdersruimte
Afb. 893-zone automatische comfortairco: Bedieningselementen achterin
Afb. 893-zone automatische comfortairco: Bedieningselementen achterin
De functies worden in- en uitgeschakeld als de draaiknoppen, toetsen resp. tiptoetsen worden ingedrukt. De led in de betreffende toets resp. de betreffende draaiknop brandt als de functie is ingeschakeld afb.88.
De tiptoetsen zijn aanrakingsgevoelig. Sommige tiptoetsen hebben meerdere functies, de functies kunnen worden geactiveerd door meerdere keren te drukken. Bij wagens met rechts stuur* zijn de functies van de tiptoetsen -3- en -5- verwisseld.
De bestuurders- en bijrijderszijde kunnen afzonderlijk worden ingesteld. Met de bedieningselementen achterin afb.89 kunnen instellingen voor achter worden uitgevoerd.
OFF Airconditioning
De airconditioning wordt met de OFF-toets in- en uitgeschakeld. Deze wordt ook ingeschakeld als u op een andere toets resp. een draaiknop drukt. Bij uitgeschakelde airconditioning wordt de luchttoevoer van buiten afgesloten.
A/C / A/C MAX* / A/C eco* Koelfunctie
Met de tiptoets -3- kunt u de betreffende koelfunctie in- en uitschakelen.
De koeling werkt alleen bij ingeschakelde ventilator. In de koelfunctie wordt de lucht gekoeld en ontvochtigd. Anders kunnen de ruiten beslaan. Bij buitentemperaturen onder 0 °C schakelt de koelfunctie automatisch uit.
Als u A/C ON activeert, wordt de koelfunctie automatisch geregeld. Bij A/C OFF wordt de koelfunctie uitgeschakeld.
Als u A/C MAX* activeert, werkt de koelfunctie met maximaal vermogen. Gebruik deze functie alleen kort om niet onnodig brandstof te verbruiken.
Als u A/C eco* activeert, wordt de airconditioning in de energiebesparende modus gebruikt. Daardoor wordt brandstof bespaard.
Circulatiefunctie
In de circulatiefunctie wordt de lucht in het interieur gecirculeerd en gefilterd. Hierdoor wordt verregaand voorkomen dat verontreinigde buitenlucht in het interieur van de wagen terechtkomt. Wij adviseren u de circulatiefunctie in te schakelen als u door een tunnel rijdt of in een file staat .
De circulatiefunctie wordt met de toets in- en uitgeschakeld. De circulatiefunctie kan ook worden uitgeschakeld door de draaiknop -1- of de toets in te drukken.
AUTO Automatische regeling
De automatische regeling zorgt voor constante temperaturen in het interieur van de wagen. Luchttemperatuur, luchthoeveelheid en luchtverdeling worden automatisch geregeld. De automatische regeling wordt in- of uitgeschakeld door draaiknop -1- in te drukken.
Temperatuur
Door de draaiknop -1- te draaien, kan de temperatuur in een bereik van +16 °C tot +28 °C worden ingesteld. Buiten dit bereik verschijnt op het display van de airconditioning LO of HI. In beide eindstanden werkt de airconditioning voortdurend met maximaal koel- of verwarmingsvermogen. De temperatuur wordt niet geregeld.
Achterin wordt de temperatuur met de bedieningselementen achterin ingesteld afb.89.
Aanjager
U kunt de door de aanjager geproduceerde luchthoeveelheid handmatig aan uw behoeften aanpassen met de tiptoets -4-. Om te voorkomen dat de ruiten beslaan en een continue luchtverversing in het interieur te waarborgen, zou de ventilator altijd op een lage stand moeten draaien. Om de aanjager automatisch te laten regelen, drukt u op één van de draaiknoppen -1-.
Luchtverdeling
Met de tiptoetsen -2- kunt u instellen uit welke roosters de lucht moet stromen. Tiptoetsen -2- zo vaak indrukken dat de gewenste luchtverdeling op het display in het aircobedieningselement wordt weergegeven. Om de luchtverdeling automatisch te laten regelen, drukt u op één van de draaiknoppen -1-.
SYNC Synchronisatie
De functie wordt met tiptoets -5- gekozen. Bij ingeschakelde synchronisatie worden alle instellingen van de bestuurderszijde overgenomen voor de bijrijderszijde en achterin (behalve de stoelverwarming/-ventilatie*). Zodra de instellingen aan bijrijderszijde of achterin worden gewijzigd, schakelt de synchronisatie zichzelf uit en op het display verschijnt 3-zone.
SET REAR functie
De functie wordt met tiptoets -5- gekozen. Bij ingeschakelde functie kunnen via het aircobedieningselement in de bestuurdersruimte alle instellingen voor achterin worden uitgevoerd. Tegelijkertijd kan het aircobedieningselement achterin niet worden bediend. De functie wordt na een bepaalde tijd automatisch of na het verlaten van het menu uitgeschakeld.
Stoelverwarming*
Als u de toets indrukt, is de stoelverwarming op de hoogste stand 3 ingeschakeld. De temperatuurstand kunt u aan de hand van de leds vaststellen. Om de temperatuur te verlagen, drukt u opnieuw op de toets. Om de stoelverwarming uit te schakelen, drukt u zo vaak op de toets dat er geen led meer brandt.
Stoelventilatie*
Als u de toets indrukt, is de stoelventilatie op de hoogste stand 3 ingeschakeld. De temperatuurstand kunt u aan de hand van de leds vaststellen. Om de ventilatie te verlagen, drukt u opnieuw op de toets. Om de stoelventilatie uit te schakelen, drukt u zo vaak op de toets dat er geen led meer brandt.
Ontwasemen
De voorruit en zijruiten worden zo snel mogelijk ontwasemd resp. ontdooid. De maximale luchthoeveelheid stroomt overwegend uit roosters onder de voorruit. De circulatiefunctie wordt uitgeschakeld. De temperatuur zou op +22 °C of hoger moeten worden ingesteld. De temperatuurregeling gebeurt automatisch.
Het ontwasemen wordt met de toets in- en uitgeschakeld. De functie kan ook worden uitgeschakeld door één van de draaiknoppen -1- in te drukken.
(Geldt voor wagens met voorruitverwarming: ) bij lage buitentemperaturen wordt de voorruitverwarming automatisch ingeschakeld. Wanneer u de voorruitverwarming handmatig wilt inschakelen, drukt u op de toets De led in de toets knippert.
REAR Achterruitverwarming
De achterruitverwarming wordt ingeschakeld door de toets in te drukken. Deze werkt alleen bij draaiende motor en wordt afhankelijk van de buitentemperatuur na 10 tot 20 minuten automatisch uitgeschakeld.
Om de achterruitverwarming continu in te schakelen, de toets REAR langer dan 3 seconden indrukken. Dit blijft opgeslagen totdat het contact wordt uitgeschakeld.
Luchtroosters
Met de kartelwielen kunnen de middelste en buitenste luchtroosters in de bestuurdersruimte en de luchtroosters in de middenconsole achterin worden geopend en gesloten. Met de hendels kan de uitstroomrichting van de roosters worden veranderd.
Restwarmte
U kunt bij uitgeschakeld contact de functie restwarmte activeren, als u een van de draaiknoppen -1- indrukt. Hierbij wordt de resterende warmte van de koelvloeistof gebruikt om het interieur te verwarmen. De functie restwarmte wordt na ca. 15 minuten automatisch uitgeschakeld.
ATTENTIE
  • U moet de circulatiefunctie niet gedurende langere tijd ingeschakeld laten, omdat er geen frisse lucht wordt aangevoerd en bij uitgeschakelde koelfunctie de ruiten kunnen beslaan - gevaar voor ongevallen!
  • Personen met beperkte pijn- of temperatuurwaarneming kunnen bij gebruik van de stoelverwarming* verbrandingen oplopen. Deze personen mogen de stoelverwarming* niet gebruiken - gevaar voor verwondingen!
VOORZICHTIG
Om de verwarmingselementen van de stoelverwarming* niet te beschadigen, zou u niet op de knieën op de stoelen moeten gaan zitten of ze op een andere manier over een klein oppervlak belasten.

Alle afbeeldingen, logo's en teksten zijn eigendom van Audi ©. Deze website heeft geen relatie met het bedrijf Volkswagen - Audi Spanje of een van haar dochterondernemingen ter wereld. Meer informatie. Om contact op te nemen met de auteur van deze website, klik hier.