De bergafdaalhulp maakt het mogelijk met constante snelheid op een helling te rijden.
Om de bergafdaalhulp in te schakelen, knop in de middenconsole Afb. 1 resp. op de schakelcoulisse indrukken. De led in de knop brandt.
Om de bergafdaalhulp uit te schakelen, drukt u opnieuw op de knop. De led in de knop gaat uit.
De bergafdaalhulp begrenst de snelheid op hellingen tot ca. 50% zowel bij vooruit- als ook achteruitrijden door een automatische remingreep op alle vier wielen. Aangezien het ABS actief blijft, wordt voorkomen dat de wielen blokkeren. Bij wagens met schakelbak past de bergafdaalhulp de voorgeschreven snelheid zo aan dat de motor niet tot onder het stationair toerental wordt afgeremd.
Bij ingeschakelde bergafdaalhulp wordt de wagen bij het betreden van de helling op de op dat moment gereden snelheid geregeld. Inschakelen is alleen onder ca. 60 km/h mogelijk. De regeling vindt tussen ca. 4 en 30 km/h plaats. Bij wagens met schakelbak is een regeling onder ca. 9 km/h alleen mogelijk bij ingetrapt koppelingspedaal of in de neutrale stand. Wanneer onder ca. 9 km/h bij ingeschakelde versnelling het koppelingspedaal wordt losgelaten, wordt de regelsnelheid verhoogd. De bestuurder kan te allen tijde door gas te geven of te remmen de snelheid binnen de genoemde grenzen verhogen of verlagen. Door de remkracht gericht te verdelen bij het achteruitrijden wordt bovendien de bestuurbaarheid van de wagen verbeterd.
Voorwaarde is echter wel dat de ondergrond genoeg grip geeft. Zo kan de bergafdaalhulp bijvoorbeeld zijn functie niet uitvoeren, als op een bevroren helling of een helling met glibberige ondergrond wordt gereden ATTENTIE!.
In het snelheidsbereik tussen circa 30 en 60 km/h regelt het systeem niet. Het systeem staat enkel paraat. Dit wordt aangegeven door de brandende led in de knop. Boven circa 60 km/h wordt het systeem automatisch uitgeschakeld. Ook de led gaat in dit geval uit.
Het actief regelen op een bepaalde snelheid tot circa 30 km/h wordt op het display in het instrumentenpaneel weergegeven Afb. 2. In de paraatheidsmodus verschijnen twee streepjes „--“.
De functie van de bergafdaalhulp wordt automatisch geactiveerd als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- De led in de knop gaat branden.
- de snelheid bedraagt minder dan ca. 30 km/h,
- de helling is ca. 10%.
- De snelheid altijd aan het weer, het wegdek en de verkeersomstandigheden aanpassen. De aangeboden hogere veiligheid mag geen aanleiding zijn tot het nemen van grotere risico's - gevaar voor ongevallen!
- De natuurkundig bepaalde grenzen kunnen ook door de bergafdaalhulp niet worden opgeheven. U moet uw rijstijl daaroom steeds aanpassen aan de toestand van de rijweg en de verkeerssituatie.
- De bergafdaalhulp kan niet onder alle omstandigheden de snelheid van de wagen op hellingen constant houden (bv. op gladde ondergrond) en kan ook niet de oplettendheid van de bestuurder vervangen.