De controlelampjes knipperen of branden in het instrumentenpaneel. Ze geven functies of storingen aan.
Bij sommige controlelampjes kunnen aanwijzingen voor de bestuurder verschijnen. Tegelijkertijd klinkt er een waarschuwingssignaal. De getoonde aanwijzingen verdwijnen na korte tijd. Om een aanwijzing opnieuw te tonen, op de SET-toets drukken Link. Wanneer er sprake is van meerdere storingen, verschijnen de controlelampjes achtereenvolgens elk gedurende twee seconden.