Sneeuwkettingen verbeteren de rijeigenschappen in de sneeuw.
Sneeuwkettingen alleen op de voorwielen monteren.
Controleer resp. corrigeer na enkele meters de bevestiging van de sneeuwkettingen. Neem daarbij de montagehandleiding van de producent in acht.
Let op de topsnelheid van 50 km/h.
Bij winterse wegomstandigheden verbeteren sneeuwkettingen niet alleen de grip, maar ook het remgedrag.
Het gebruik van sneeuwkettingen is om technische redenen alleen op bepaalde velg-bandcombinaties toegestaan:
Velgenmaat |
Inpersdiepte (ET) |
Bandenmaat |
---|---|---|
7,5Jx17 |
26 mm |
235/60 |
7,5Jx18 |
26 mm |
235/55 |
7,5Jx19 |
29 mm |
235/50 |
Sneeuwkettingen met platte schakels gebruiken. Deze mogen niet dikker zijn dan 10,5 mm - inclusief kettingslot.
Als u sneeuwkettingen gebruikt, moet u eventueel gebruikte wieldoppen en velgensierringen verwijderen. De wielbouten moeten daarna toch om veiligheidsredenen van wieldoppen zijn voorzien. Deze zijn verkrijgbaar bij uw (Audi-) specialist.
Als u over sneeuwvrije trajecten rijdt, de kettingen verwijderen. Anders beïnvloeden ze de wegligging, beschadigen ze de banden en zijn ze snel versleten.
Vierwielaandrijving: als sneeuwkettingen zijn voorgeschreven, geldt dit in het algemeen ook voor wagens met 4-wielaandrijving. Sneeuwkettingen mogen ook bij 4-wielaandrijving alleen op de voorwielen worden gemonteerd.
Voorzichtig!
Bij een defect aan de adaptive air suspension mogen geen sneeuwkettingen worden gemonteerd en gebruikt, omdat de wagen extreem laag ligt. Wanneer u toch met sneeuwkettingen gaat rijden, kunnen de wielkasten en andere delen van de wagen door de sneeuwkettingen ernstig beschadigd raken.