- Afb. 1 Instrumentenpaneel: Parkeerruimte herkend, met de aanwijzing verder naar voren te rijden
Geldt voor wagens: met inparkeersysteem met omgevingsweergave
Beschreven is, hoe u fileparkeert. Wanneer u haaks op de rijbaan inparkeert, gaat u overeenkomstig te werk.
Voorwaarde: om een optimaal parkeerresultaat te verkrijgen, moet de afstand tot de rij geparkeerde wagens ongeveer 1 meter bedragen.
Knipperlicht inschakelen. De gewenste kant van de weg wordt gecontroleerd.
Om te fileparkeren rijdt u met maximaal 30 km/h vooruit. Of
Om haaks op de rijbaan in te parkeren rijdt u met maximaal 20 km/h vooruit.
Als het systeem een parkeerruimte vindt, wordt deze weergegeven Afb. 1. Verzeker u ervan dat deze parkeerruimte geschikt is voor uw wagen.
Als u de snelheid van ongeveer 50 km/h overschrijdt, schakelt het inparkeersysteem uit.
Het inparkeersysteem geeft alleen parkeerruimtes aan die voor de wagenlengte en -breedte geschikt zijn.
Het display geeft de zijde van de weg weer, die overeenkomt met het ingeschakelde knipperlicht.
Aanwijzing
- De pijlen resp. op het dispay in het instrumentenpaneel geven aan, aan welke kant van de weg het inparkeersysteem zal inparkeren.
- Het systeem kan ook naderhand worden ingeschakeld, als u niet te snel langs een geschikte parkeerruimte bent gereden en u de knop indrukt en het knipperlicht inschakelt.
- Afhankelijk van het ingeschakelde knipperlicht wordt de linker- of rechterzijde van de weg weergegeven.
- Het beste parkeerresultaat krijgt u, als u uw wagen zo parallel mogelijk ten opzichte van de geparkeerde wagens resp. de stoeprand houdt.
- Als zich gelijktijdig aan beide zijden van de weg geschikte parkeerruimtes bevinden, bv. in een straat met eenrichtingsverkeer, kan de knipperrichting ook naderhand worden gewijzigd om het inparkeersysteem te gebruiken.