De MMI kunt u als WLAN-hotspot voor de internettoegang voor maximaal 8 WLAN-apparaten gebruiken. Tijdens het rijden is een beperkt gebruik van niet-bevestigde, lichte, kleine WLAN-apparaten alleen achter in de wagen mogelijk.
Kies de toets TEL > keuzetoets Instellingen > WLAN-instellingen.
Via het menu WLAN-instellingen kunnen de volgende instellingen worden uitgevoerd:
WLAN actief
De WLAN-hotspot van de MMI is af fabriek gedeactiveerd. Uw WLAN-hotspot moet geactiveerd en zichtbaar zijn om een verbinding tussen uw wagen en uw WLAN-apparaat tot stand te kunnen brengen.
- Uit: de WLAN-hotspot van de MMI is gedeactiveerd. Een internetverbinding is niet mogelijk.
- zichtbaar: de WLAN-hotspot van de MMI is actief en kan voor een internetverbinding worden gebruikt.
- onzichtbaar: de WLAN-hotspot van de MMI is actief, maar voor andere apparaten niet zichtbaar. Een verbinding met nieuwe WLAN-apparaten kan niet tot stand worden gebracht.
De WLAN-verbinding tussen uw wagen en uw WLAN-apparaat (laptop, mobiele telefoon) ist gecodeerd. Om een verbinding tot stand te brengen, moet u bij het inrichten van uw WLAN-apparaat de volgende waarden ingeven. Deze kunt u indien gewenst wijzigen.
- Toegangspunt (SSID): naam van het WLAN-netwerk
- Codeerwijze: WEP, WPA of WPA2
- Password: afhankelijk van de codeerwijze wordt in de MMI een password gegenereerd, waarmee de WLAN-verbinding wordt gecodeerd. Het password kan worden gewijzigd. Kiest u in dat geval a.u.b. een overeenkomstig veilig password. Bij de codeerwijze WEP moet het password precies 13 tekens lang zijn. Bij de codeerwijze WPA of WPA2 moet het password ten minste 8 en maximaal 63 tekens lang zijn.
- Instellingen overnemen: de gewijzigde instellingen worden in de MMI overgenomen. De wijzigingen moet u vervolgens op uw mobiele WLAN-apparaat actualiseren.
ATTENTIE!
- Laat u als bestuurder door de gebruiksmogelijkheden van de WLAN-hotspot niet van de verkeerssituatie afleiden – gevaar voor ongevallen!
- Laptops en vergelijkbaar zware apparaten kunnen alleen bij stilstand van de wagen veilig worden gebruikt, omdat ze zoals alle losse voorwerpen in geval van een ongeval door de wagen worden geslingerd en zware verwondingen kunnen veroorzaken. Dergelijke apparaten moeten tijdens het rijden veilig worden opgeborgen.
- Tijdens het rijden mogen op de voorste zitplaatsen in het werkingsgebied van de airbags geen WLAN-apparaten gebruikt worden. Let ook op de waarschuwingsaanwijzingen in het instructieboekje van de wagen in het hoofdstuk „Airbagsysteem“ onder „Belangrijke aanwijzingen voor het voorairbagsysteem“.
Voorzichtig!
Let erop, dat voorzieningen voor de gegevensbeveiliging, antivirusbeveiliging en bescherming tegen verlies van gegevens op mobiele apparaten, die u voor internetgebruik via de WLAN-hotspot gebruikt, binnen uw eigen verantwoordelijkheid vallen.
Aanwijzing
- Afhankelijk van de Telefoonmodus kunnen er beperkingen in de WLAN-verbinding optreden. Kies bij Telefoonmodus
Link de instelling Datadiensten geoptimaliseerd, wanneer u met voorrang datadiensten wilt gebruiken. - In wagens zonder Audi connect* is het gebruik van de WLAN-hotspot alleen mogelijk voor de WLAN-mediaplayer*. Er kan geen dataverbinding met internet tot stand worden gebracht.
- Normaliter is voor het gebruik van de WLAN-hotspot een apart telefooncontract tegen bepaalde kosten nodig. Meer informatie is verkrijgbaar bij uw provider.
- Door de ontvangst van datapakketten van internet via WLAN-hotspots kunnen, afhankelijk van uw telefoontarief en in het bijzonder bij gebruik in het buitenland, extra kosten ontstaan: het gebruik van een dataflatrate wordt dringend aanbevolen! Meer informatie is verkrijgbaar bij uw provider.
- Meer informatie over de Audi connect diensten is te vinden op www.audi.de/connect (www.audi.com/connect) of bij een Audi Partner.