- Afb.1 Middenconsole: Knop voor inparkeersysteem
- Afb.2 Display: Parkeerplek zoeken. -A- Fileparkeren, -B- Achteruit inparkeren
- Afb.3 Display: Parkeerruimte herkend, met de aanwijzing verder naar voren te rijden
Geldt voor wagens: met inparkeersysteem
Het inparkeersysteem geeft alleen parkeerruimtes aan die voor de wagenlengte en -breedte geschikt zijn.
Beschreven is, hoe u fileparkeert. Wanneer u achteruit inparkeert, gaat u overeenkomstig te werk. Bij geactiveerd inparkeersysteem brandt het controlelampje in de knop en het display schakelt om Afb.2.
Achteruit inparkeren: om het inparkeersysteem te activeren, drukt u tweemaal op de knop
.
Knipperlicht inschakelen voor de zijde van de weg waar u wilt inparkeren.
Snelheid maximaal 40 km/h (fileparkeren) / 20 km/h (achteruit inparkeren). De afstand tot de geparkeerde rij moet tussen 0,5 m en maximaal 1,5 m liggen.
Uw wagen juist positioneren voor een aangegeven parkeerruimte Afb.3. Daarbij steeds de rijweg controleren.
Als u de snelheid van ongeveer 50 km/h overschrijdt, schakelt het inparkeersysteem uit. Het controlelampje in de knop
gaat uit.
Aanwijzing
- Het systeem kan ook naderhand worden ingeschakeld, als u niet te snel langs een geschikte parkeerruimte bent gereden en u de knop indrukt en het knipperlicht inschakelt.
- Het display geeft de zijde van de weg weer, die overeenkomt met het ingeschakelde knipperlicht.