- Afb.1 Registratiegebied -1- en niet-geregistreerd gebied -2- van de achteruitrijcamera
- Afb.2 Achterklep: Inbouwplaats van de achteruitrijcamera
Geldt voor wagens: met parkeerhulp plus met achteruitrijcamera
Op het MMI-scherm wordt het registratiegebied van de achteruitrijcamera
weergegeven
Afb.1 -1-. Objecten in het niet-geregistreerd gebied -2- worden
niet op het MMI-scherm weergegeven.
Wij raden u aan het inparkeren met de achteruitrijcamera op een
rustige plek of parkeerplaats met weinig verkeer te oefenen, om
met het systeem, de oriëntatielijnen en de werking hiervan vertrouwd
te raken. Er moet daarbij sprake zijn van goede licht- en weersomstandigheden.
Obstakels of wagens op het MMI-scherm lijken dichterbij of verder
weg, wanneer:
- achteruit vanaf een vlakke ondergrond omhoog of omlaag wordt gereden,
- achteruit naar uitstekende obstakels wordt gereden,
- de wagen achter te zwaar beladen is.
De nauwkeurigheid van de oriëntatielijnen en blauwe vlakken neemt
af, wanneer:
- de adaptive air suspension/-sport* defect is, de wagen omhooggebracht is of de modus dynamic ingesteld is Link,
- de achteruitrijcamera geen betrouwbaar beeld geeft, bijvoorbeeld bij slecht zicht of vuile lens,
- door invallende zonnestralen het beeld op het beeldscherm niet zichtbaar is.
Onderhoud van de lens van de achteruitrijcamera
- De parkeerhulp kan de oplettendheid van de bestuurder niet vervangen. De verantwoordelijkheid bij het parkeren en vergelijkbare rijmanoeuvres ligt bij de bestuurder.
- Houd altijd de omgeving van de wagen in de gaten - ook met behulp van de achteruitkijkspiegels.
- Laat u niet door de beelden van de achteruitrijcamera op het MMI-scherm van het verkeer afleiden.
- Als de stand of de inbouwhoek van de camera is veranderd, bijvoorbeeld na een aanrijding van achteren, moet u het systeem om veiligheidsredenen niet meer gebruiken. Laat het door een (Audi-)specialist controleren.
Kleine obstakels die reeds zijn gemeld door een waarschuwing, kunnen
bij het naderen uit het meetbereik van het systeem verdwijnen en
daarom niet meer worden gemeld. Ook sommige voorwerpen, zoals kettingen,
dissels van aanhangwagens, dunne, gelakte stangen of afrasteringen,
worden onder bepaalde omstandigheden door het systeem niet herkend
- gevaar voor beschadiging.