Sneeuwkettingen verbeteren de rijeigenschappen in de sneeuw.
Sneeuwkettingen alleen op de voorwielen monteren.
Controleer resp. corrigeer na enkele meters de bevestiging van de sneeuwkettingen. Neem daarbij de montagehandleiding van de producent in acht.
Let op de topsnelheid van 50 km/h.
Bij winterse wegomstandigheden verbeteren sneeuwkettingen niet alleen de grip, maar ook het remgedrag.
Alleen sneeuwkettingen met platte schakels gebruiken. Deze mogen niet dikker zijn dan 10,5 mm - inclusief kettingslot Voorzichtig!.
Als u over sneeuwvrije trajecten rijdt, de kettingen verwijderen. Anders beïnvloeden ze de wegligging, beschadigen ze de banden en zijn ze snel versleten.
Vierwielaandrijving: als sneeuwkettingen zijn voorgeschreven, geldt dit in het algemeen ook voor wagens met 4-wielaandrijving. Sneeuwkettingen mogen ook bij 4-wielaandrijving alleen op de voorwielen worden gemonteerd.
Het gebruik van sneeuwkettingen is om technische redenen alleen op bepaalde velg-bandcombinaties toegestaan:
- Wagens met adaptive air suspension*: bij het gebruik van sneeuwkettingen, die dikker zijn dan 10,5 mm, kunnen wielkasten en andere delen van de wagen zwaar beschadigd worden.
- Bij een defect aan de adaptive air suspension* mogen geen sneeuwkettingen worden gemonteerd en gebruikt, omdat de wagen extreem diep ligt. Wanneer u toch met sneeuwkettingen gaat rijden, kunnen de wielkasten en andere delen van de wagen door de sneeuwkettingen ernstig beschadigd raken.
1) Geldt voor wagens met adaptive air suspension*.
2) Geldt alleen in combinatie met keramische remmen*.