- Afb.1 Display: Controlelampje met aanwijzing voor de bestuurder
De bandenspanningscontrole in het instrumentenpaneel informeert
u, indien de bandenspanning te laag is of er een systeemstoring
aanwezig is.
De bandenspanningscontrole vergelijkt met behulp van de ABS-sensoren
de afrolomtrek en het trillingsgedrag van de afzonderlijke wielen.
Bij wijzigingen in de bandenspanning van één of meerdere wielen
wordt dit op het display in het instrumentenpaneel met een controlelampje
en een aanwijzing
voor de bestuurder weergegeven
Afb.1.
Als het slechts een band betreft, wordt de positie van deze band
aangegeven.
De bandenspanningscontrole bewaakt de door u opgeslagen bandenspanningen.
Na elke wijziging in de bandenspanningen (omschakelen van spanning
voor gedeeltelijke belading naar spanning voor volle belading en
omgekeerd) of na het verwisselen of ruilen van een wiel bij uw wagen
moeten de bandenspanningen in de MMI opnieuw worden opgeslagen
Link. De voor uw wagen aanbevolen bandenspanning vindt u op
de sticker op de kopse kant van het bestuurdersportier
Link.
Afrolomtrek en trillingsgedrag kunnen veranderen en daarom een waarschuwing
bandenspanning tot gevolg hebben, indien:
- de bandenspanning van één of meerdere banden te laag is,
- de band schade aan de constructie vertoont,
- de wielen zijn verwisseld en de bandenspanningen zijn veranderd en niet opnieuw opgeslagen Link.
- het noodreservewiel* gemonteerd is.
Controlelampjes
- Bandenspanningsverlies
bij ten minste een wiel
ATTENTIE!.
De banden resp. banden controleren en de band vervangen resp.
repareren. Van alle vier de wielen de bandenspanningen controleren/corrigeren
en deze in de MMI opslaan
Link.
TPMS
(Tire
Pressure
Monitoring
System)
Bandenspanning: systeemstoring!.
- Als na het inschakelen van het contact of tijdens het rijden
TPMS
verschijnt en daarnaast het controlelampje
in het
instrumentenpaneel eerst circa een minuut knippert en aansluitend
continu brandt, is er sprake van een systeemfout. Direct naar
de dichtstbijzijnde (Audi-)specialist rijden.
- Als de bandenspanningscontrole op het display in het instrumentenpaneel verschijnt, direct de snelheid verminderen en heftige stuur- en remmanoeuvres voorkomen. Bij de volgende mogelijkheid stoppen om de banden en de bandenspanning te controleren.
- De bestuurder is zelf verantwoordelijk voor de juiste bandenspanning. Daarom moet u de bandenspanningswaarden regelmatig controleren.
- Onder bepaalde omstandigheden (bv. sportieve rijstijl, besneeuwd of onverhard wegdek) kan de bandencontrole vertraagd verschijnen.
- Informeer bij een (Audi-)specialist of voor uw wagen banden met noodloopeigenschappen mogen worden gebruikt. Bij ongeoorloofd gebruik van dergelijke banden komt de goedkeuring van uw wagen voor het openbare wegverkeer te vervallen. Ook kunnen schade aan de wagen of, onder bepaalde omstandigheden, ongelukken het gevolg zijn.
Aanwijzing
- Bij een storing in het ESP/ABS valt ook de bandenspanningscontrole uit.
- Bij het rijden met sneeuwkettingen kan een systeemstoring optreden.
- De bandenspanningscontrole is afgestemd op uw Audi met banden met de markering „AO“ resp. „RO“. Wij adviseren u alleen deze banden te gebruiken.