De active lane assist ondersteunt u bij het aanhouden van de rijstrook.
De active lane assist herkent rijstrookscheidingslijnen met behulp van een camera in de voorruit. Wanneer u een herkende scheidingslijn nadert en de rijstrook dreigt te verlaten, waarschuwt het systeem met een corrigerende stuuringreep. U kunt deze stuuringreep te allen tijde overrulen. Als u over een lijn heen rijdt, trilt het stuurwiel licht. De trilwaarschuwing moet hiervoor in de MMI zijn ingeschakeld. De active lane assist kan gebruikt worden als het systeem aan ten minste één kant van de eigen rijbaan een scheidingslijn herkent.
Het parate systeem waarschuwt niet als vóór het rijden over een scheidingslijn het knipperlicht wordt ingeschakeld. In dat geval gaat het systeem ervan uit dat u bewust van rijstrook verandert.
Het systeem is geconstrueerd voor het rijden op (auto)snelwegen en provinciale wegen, daarom werkt het pas vanaf een snelheid van ca. 65 km/h (afhankelijk van het land).
Als de wagen ook met Audi adaptive cruise control* of parkeerhulp* is uitgerust, worden stuuringrepen nog gerichter uitgevoerd waarbij rekening wordt gehouden met de rijstituatie. Behalve met de scheidingslijnen kan het systeem dan ook rekening houden met andere objecten, zoals vangrails. Worden deze vlak naast de eigen wagen herkend, dan helpt de Audi active lane assist u, niet te dicht hiernaartoe te rijden. Bovendien is er ondersteuning bij het inhalen. Als het systeem een eenduidige inhaalsituatie herkent, vindt er geen corrigerende stuuringrepen plaats.
ATTENTIE!
- Het systeem wijst de bestuurder er met een corrigerende stuuringreep op dat de rijstrook wordt verlaten. De verantwoordelijkheid voor het juist aanhouden van de rijstrook ligt altijd bij de bestuurder.
- Het systeem kan u helpen bij het in de rijstrook houden van de wagen, maar het rijdt niet zelf. Houd uw handen altijd aan het stuur.
- Het kan voorkomen dat bijvoorbeeld bij hard remmen geen stuuringrepen worden gedaan.
- Het kan voorkomen dat niet alle rijstrookscheidingslijnen door de camera worden herkend. Een stuuringreep kan alleen aan de zijde plaatsvinden, waar een scheidingslijn werd herkend.
- Het kan voorkomen, dat andere rijwegstructuren of objecten ongewild als scheidingslijnen worden herkend. Dit kan ertoe leiden dat er onverwachte of geen stuuringrepen plaatsvinden.
- Het zicht van de camera kan bijvoorbeeld door voor u rijdende wagens of door regen, sneeuw, sterk opspattend water of tegenlicht verminderd zijn. Dit leidt ertoe dat de scheidingslijnen door de active lane assist niet of verkeerd worden herkend.
- Het kan voorkomen dat de wagen bij slecht zicht bij ingesteld stuurmoment „vroeg“ overschakelt op „laat“.
- Het kan voorkomen dat de corrigerende stuuringrepen bijvoorbeeld bij spoorvorming, schuin aflopend wegdek of zijwind alleen niet voldoende zijn om de wagen in het midden van de rijbaan te houden.
- Om veiligheidsredenen mag de active lane assist bij slecht wegdek en of slechte weersomstandigheden (zoals gladheid, mist, grind, hevige regen en aquaplaning) niet worden gebruikt – gevaar voor ongevallen!