Om te voorkomen dat de geparkeerde wagen onbedoeld wegrijdt, gelden de volgende regels:
Parkeren
Om de wagen stil te zetten, het rempedaal intrappen.
Om de parkeerrem vast te zetten, trekt u aan de knop .
Automatische versnellingsbak: keuzehendel in stand P zetten.
Motor afzetten ATTENTIE!.
Schakelbak: 1e versnelling inschakelen.
Extra aanwijzing voor parkeren op hellingen
Het stuurwiel zo draaien, dat de wagen tegen de stoeprand rolt, als de wagen in beweging zou komen.
- Als u de wagen - al is het slechts tijdelijk - verlaat, in elk geval de contactsleutel meenemen. Dit geldt in het bijzonder, als kinderen in de wagen blijven. De kinderen zouden anders de motor kunnen starten, de parkeerrem loszetten of elektrische uitrustingen (bv. elektrische ruitbediening) kunnen bedienen - gevaar voor ongevallen!
- Bij vergrendelde wagen mogen geen personen - vooral geen kinderen - in de wagen achterblijven. Vergrendelde portieren maken het hulpverleners moeilijk om in geval van nood in de wagen te komen - levensgevaar!