- Afb.1 Dashboard: Lichtschakelaar met all-weatherlight*
- Afb.2 Dashboard: Kartelwiel voor lichtbundelhoogteverstelling*
Lichtschakelaar
Schakelaar in de gewenste stand draaien. Bij ingeschakelde verlichting
brandt het symbool
.
O - Verlichting uit (bij sommige uitvoeringen wordt bij ingeschakeld
contact de dagrijverlichting* ingeschakeld).
AUTO - De automatische rijverlichting wordt afhankelijk van
de helderheid (bv. bij schemering, bij regen, in een tunnel)
in- of uitgeschakeld.
- Stadslicht
- Dimlicht
- All-weatherlicht*
Afb.1
of
- Mistlampen*
- Mistachterlicht(en)
All-weatherlicht*
Bij wagens met all-weatherlicht wordt de verlichting aan de
voorzijde automatisch zo ingesteld, dat de bestuurder bijvoorbeeld
bij een natgeregende rijbaan minder door de eigen verlichting
wordt verblind.
Lichtbundelhoogteverstelling
Om het tegemoetkomende verkeer bij beladen wagen niet te verblinden,
is uw wagen met lichtbundelhoogteverstelling uitgerust.
Bij wagens met xenon plus-koplampen*
of met adaptieve verlichting* wordt
de lichtbundelhoogte automatisch ingesteld, ook bij het remmen
en accelereren.
Bij wagens met halogeenkoplampen moet de lichtbundelhoogte met
het kartelwiel
Afb.2 worden
ingesteld:
O - Voorste zitplaatsen bezet, bagageruimte leeg
I - Alle zitplaatsen bezet, bagageruimte leeg
II - Alle zitplaatsen bezet, bagageruimte beladen
III - Bestuurdersstoel bezet, bagageruimte beladen
adaptive light*
Het adaptive light werkt alleen in lichtschakelaarstand AUTO.
In de MMI kunt u het adaptive light uitschakelen
Link.
Wagens met led-koplampen*:
het adaptive light is een geautomatiseerde rijverlichting met
statische bochtenverlichting en een variabele lichtverdeling.
De statische bochtenverlichting schakelt in vanaf een bepaalde
stuurinslag tot ca. 70 km/h en bij richting aangeven tot ca.
40 km/h. De gebieden aan de zijkant van de wagen worden bij
het afslaan beter verlicht.
De variabele lichtverdeling past de verlichting op snelwegen
(snelheidsafhankelijk) overeenkomstig aan.
Wagens met adaptive light*:
het adaptive light is een geautomatiseerde rijverlichting met
dynamische bochtenverlichting en een variabele lichtverdeling.
De bochtenverlichting werkt bij een snelheid van ca. 10 km/h
tot 110 km/h en past zich aan het verloop van de bocht aan.
De statische bochtenverlichting schakelt in vanaf een bepaalde
stuurinslag tot ca. 70 km/h en bij richting aangeven tot ca.
40 km/h. De gebieden aan de zijkant van de wagen worden bij
het afslaan beter verlicht.
De variabele lichtverdeling past de verlichting in dorpen, op
snelwegen of provinciale wegen overeenkomstig aan. Bij wagens
met navigatiesysteem* kunnen bovendien
kruispunten worden verlicht.
- De automatische rijverlichting heeft slechts een ondersteunende functie. De bestuurder is hiermee niet ontslagen van de plicht om de rijverlichting te controleren en naar gelang de omstandigheden de verlichting handmatig in te schakelen. Mist kan bijvoorbeeld niet door de lichtsensoren worden herkend. Schakel daarom bij deze weersomstandigheden evenals bij het rijden in duisternis altijd het dimlicht in.
- Let bij het gebruik van de beschreven verlichtingen op de wettelijke bepalingen.
Voorzichtig!
Om het achteropkomende verkeer niet te verblinden, mag het mistachterlicht/mogen
de mistachterlichten alleen overeenkomstig de geldende bepalingen
worden ingeschakeld.
Aanwijzing
- De lichtsensor voor de automatische rijverlichting zit in de voet van de binnenspiegel. Daarom geen stickers op dat deel van de voorruit plakken.
- Enkele functies van de buitenverlichting kunnen worden ingesteld Link.
- Wanneer u bij ingeschakelde buitenverlichting het contact uitschakelt en het portier opent, klinkt een zoemer.
- Bij koel of vochtig weer kunnen de koplampen, knipperlichten en achterlichten door het temperatuurverschil tussen binnen- en buitenzijde aan de binnenzijde beslaan. Wanneer u de rijverlichting inschakelt, zijn deze na korte tijd weer helemaal of grotendeels schoon. Dit heeft geen invloed op de levensduur van het verlichtingssysteem.