De wagen kan centraal worden ontgrendeld en vergrendeld. U heeft de
volgende mogelijkheden:
Knipperlichten
Bij het ontgrendelen knipperen de knipperlichten tweemaal, bij het
vergrendelen eenmaal. Als het knipperen uitblijft, is één van de
portieren, de achterklep of de motorkap niet gesloten of het contact
is nog ingeschakeld.
Automatisch sluiten (Auto Lock)
De functie Auto Lock vergrendelt vanaf een snelheid van ca. 15 km/h
de portieren en de achterklep.
De wagen wordt weer ontgrendeld, wanneer de openingsfunctie in de
knop voor centrale vergrendeling of een van de slotgrepen wordt
bediend. De functie Auto Lock kan in de MMI worden in- en uitgeschakeld
Link.
Bovendien worden bij een ongeval met airbagactivering portieren
automatisch ontgrendeld om hulpverleners toegang tot de wagen te
verschaffen.
Selectieve portierontgrendeling
Bij het vergrendelen worden de portieren en de achterklep vergrendeld.
Of bij het ontgrendelen alleen
het bestuurdersportier of de gehele wagen ontgrendeld moeten worden,
kunt u in de MMI instellen
Link.
Inbraakbeveiliging (Safelock)1)
Ter herinnering, dat bij vergrendeling van de wagen van buitenaf
de inbraakbeveiliging wordt ingeschakeld, verschijnt op het display
in het instrumentenpaneel de aanwijzing voor de bestuurder
Let op: Safelock. Zie instructieboekje.
De wagen kan niet meer van binnenuit worden geopend. Hierdoor wordt
het moeilijker om in te breken
ATTENTIE!.
De inbraakbeveiliging kan elke keer dat er wordt vergrendeld worden
uitgeschakeld:
- De knop op de sleutel met radiografische afstandsbediening binnen 2 seconden een tweede keer indrukken. Of
- Op de portiergreep de sensor* (wagens met comfortsleutel) binnen 2 seconden een tweede keer aanraken. Of
- De noodsleutel in het portierslot binnen 2 seconden een tweede keer in vergrendelingsstand draaien. Noodsleutel verwijderen Link.
>Alarmsysteem*
Als het alarmsysteem onbevoegd binnendringen in de wagen herkent,
worden akoestische en optische waarschuwingssignalen geactiveerd.
Het alarmsysteem wordt bij het vergrendelen van de wagen automatisch
ingeschakeld. Het wordt bij het ontgrendelen met de radiografische
afstandsbediening uitgeschakeld.
Bij het ontgrendelen van het bestuurdersportier met de noodsleutel
moet u binnen 15 seconden het contact inschakelen of de knop
op de sleutel
met radiografische afstandsbediening indrukken. Anders wordt het
alarm geactiveerd. Bij uitvoeringen voor sommige landen wordt bij
aansluitend openen van een portier direct het alarm geactiveerd.
U schakelt het alarm uit door de knop
op de sleutel
met radiografische afstandsbediening in te drukken of het contact
in te schakelen. Na een bepaalde tijd stopt het alarm ook automatisch.
Om onbedoeld alarm te voorkomen, moet u de interieurbewaking en
het afsleepalarm uitschakelen
Link.
Onbedoeld buitensluiten
In de volgende gevallen wordt voorkomen, dat u uw sleutel met radiografische
afstandsbediening in de wagen insluit:
- Bij geopend bestuurdersportier kan de wagen niet worden vergrendeld, als u de knop op de sleutel met radiografische afstandsbediening indrukt of de vergrendelingssensor* van een portier aanraakt.
- Bij het vergrendelen met de knop van de knop voor centrale vergrendeling wordt de wagen niet vergrendeld, als er een portier is geopend Link.
- Als bij wagens met comfortsleutel* de als laatste gebruikte sleutel in de bagageruimte ligt, wordt de achterklep na het sluiten automatisch weer ontgrendeld. De alarmlichten knipperen vier keer.
Vergrendel uw wagen pas met de sleutel met radiografische afstandsbediening
resp. comfortsleutel*, als alle portieren
en de achterklep zijn gesloten. U voorkomt daarmee dat u ongewild
wordt buitengesloten.
Sluithulp voor de portieren*
De portieren van de wagen zijn uitgerust met een sluithulp. Bij
het sluiten van een portier is het voldoende om het portier licht
in het slot te laten vallen. Het vergrendelen gebeurt vervolgens
automatisch ATTENTIE!.
- Bij van buitenaf vergrendelde wagen met ingeschakelde inbraakbeveiliging* mogen er geen personen - vooral geen kinderen - in de wagen achterblijven, omdat de portieren en ruiten van binnenuit niet meer kunnen worden geopend. Vergrendelde portieren maken het hulpverleners moeilijk om in geval van nood in de wagen te komen - levensgevaar!
-
Geldt voor wagens met sluithulp* voor de portieren:
- Let erop dat de portieren ongehinderd kunnen sluiten - gevaar voor verwonding!
- Het sluiten kan op elk moment worden onderbroken door aan de binnen- of buitenzijde aan de portiergreep te trekken.
Aanwijzing
- Nooit waardevolle voorwerpen onbeheerd in de wagen achterlaten. Ook een vergrendelde wagen is geen kluis!
- Als de led in het bestuurdersportier na het vergrendelen ongeveer 30 seconden brandt, is er een storing in de centrale vergrendeling of in het alarmsysteem*. Storing door een (Audi-)specialist laten verhelpen.
- De interieurbewaking van het alarmsysteem* werkt alleen dan foutloos, als de ruiten en het schuifdak* zijn gesloten.
1) Deze functie is niet in alle landen beschikbaar.