|
Geldt voor wagens met snelheidsbegrenzer
De snelheidsbegrenzer helpt bij het niet-overschrijden van een opgeslagen regelsnelheid vanaf ongeveer 30 km/h. Zodra u de snelheidsbegrenzer inschakelt, wordt het controlelampje
weergegeven. Op het head-updisplay*,
verschijnt een extra weergave.
Displayweergaven van de snelheidsbegrenzer
-A- - Snelheidsbegrenzer is passief. Er werd nog geen regelsnelheid ingesteld.
-B- - Snelheidsbegrenzer is passief. Er staat een ingestelde regelsnelheid in het geheugen.
-C- - Snelheidsbegrenzer is actief. Bij in werking treden van de snelheidsbegrenzing knippert het controlelampje
kort.
ATTENTIE
- Let ook bij ingeschakelde snelheidsbegrenzer steeds op het overige verkeer. Als bestuurder bent u altijd verantwoordelijk voor uw snelheid en de afstand tot andere weggebruikers.
- Om veiligheidsredenen mag de snelheidsbegrenzer bij ongunstige weersomstandigheden en bij ongunstige toestand van de rijbaan (zoals gladheid, mist, grind, hevige regen en aquaplaning) niet worden gebruikt – gevaar voor ongevallen!
- Kickdown of snel accelereren alleen toepassen, indien het zicht en de weers-, rijbaan- en verkeersomstandigheden dit toelaten.
VOORZICHTIG
Voordat u een langer traject met sterke afdalingen gaat rijden, de snelheid verlagen en een lagere rijstand kiezen. Daardoor benut u de remwerking van de motor en ontlast u de remmen.