|
Geldt voor wagens met automatische airconditioning of 3-zone automatische comfortairconditioning
De airconditioning verwarmt, koelt en ontvochtigt de lucht binnen in de wagen. De airconditioning werkt het beste, als de ruiten en het schuifdak* resp. de cabrioletkap* zijn gesloten. Bij zeer hoge temperaturen in de wagen kan ventileren helpen het afkoelen te versnellen.
In de verwarmingsfunctie schakelt, met uitzondering van de functie ontwasemen, de aanjager pas op een hoger toerental over als de koelvloeistof warm genoeg is.
Interieurluchtfilter
Het interieurluchtfilter filtert bijvoorbeeld stof en pollen uit de lucht.
Sleutelherkenning
De instellingen van de airconditioning worden automatisch opgeslagen en aan de gebruikte sleutel met radiografische afstandsbediening toegekend.
Bij geopende resp. gesloten cabrioletkap* zijn deze instellingen verschillend.
Milieu-aanwijzing
- Als u brandstof wilt besparen, schakelt u de A/C-koelfunctie uit. Op deze wijze wordt ook de emissie van schadelijke stoffen verminderd.
- Bij wagens met dieselmotor of interieurvoorverwarming* kunt u de koelvloeistofverwarmer in het infotainment uitschakelen.
Let op
- De luchtinlaat voor de voorruit moet vrij van ijs, sneeuw of bladeren zijn, opdat verwarming en airconditioning optimaal kunnen functioneren.
- Van de koeling kan condens druppelen en onder de wagen een waterplas vormen. Dit is normaal en geen teken van lekkage.
- Als u constateert dat bijvoorbeeld de stoel-* of achterruitverwarming niet verwarmt, krijgt deze van het energiebeheer mogelijk tijdelijk minder energie of is deze uitgeschakeld. De systemen zijn weer beschikbaar zodra de energiehuishouding weer in evenwicht is.
Let op
De airconditioning bevat gefluoreerde broeikasgassen. Meer informatie vindt u op een sticker die in de motorruimte zit1).