|
Geldt voor wagens met omgevingscamera s
De vier omgevingscamera s zitten in de grille, in de achterklep en op de beide buitenspiegels Afbeelding171►. De lenzen mogen niet door vuilaanslag of iets dergelijks worden afgedekt, omdat dit de werking van het systeem kan belemmeren. Aanwijzingen voor schoonmaken link►.
In de modus Omgeving worden op het silhouet van de wagen zwarte hoeken weergegeven. Objecten in deze gebieden bevinden zich buiten het gezichtsveld van de camera en worden niet waargenomen.
- Let op de waarschuwingsaanwijzingen ►.
- Gebruik het systeem om veiligheidsredenen niet meer als de stand of de inbouwhoek van een camera is gewijzigd, bijvoorbeeld na een aanrijding. Laat het door een (Audi-)specialist controleren.
- Houd er rekening mee dat de weergave op het scherm vertekend is, indien de buitenspiegelhuizen door handmatige krachtinwerking werden versteld.
- Gebruik de modus Achter en de modus Haaks achter alleen bij volledig gesloten achterklep, omdat anders de weergave op het beeldscherm vertekend wordt.
- De wagenomgeving wordt samengesteld uit de camerabeelden. De afbeelding van de wagen wordt door het systeem toegevoegd. Voorwerpen en obstakels boven de camera s worden niet weergegeven.
- Cameralensen vergroten en vervormen het blikveld. Hierdoor worden objecten op het beeldscherm veranderd en onnauwkeurig weergegeven.
- Let op de waarschuwingsaanwijzingen ►.
- Op het scherm van het infotainment wordt de rijweg van de achterzijde van de wagen afhankelijk van de stuurinslag weergegeven. De voorzijde van de wagen zwenkt ten opzichte van de achterzijde meer uit. Voldoende afstand tot een obstakel aanhouden om niet met de buitenspiegel of een hoek van de wagen tegen het obstakel te botsen.
Let op
Als op het scherm het symbool // verschijnt en het overeenkomstige weergaveveld grijs is, werden de buitenspiegels elektrisch ingeklapt resp. werd het bestuurdersportier, bijrijdersportier of de achterklep geopend.