|
Geldt voor wagens met 3-zone automatische comfortairco
De functies worden in- of uitgeschakeld door de draaiknoppen, toetsen resp. tiptoetsen in te drukken. De led in de betreffende toets resp. de betreffende draaiknop brandt als de functie is ingeschakeld Afbeelding105►. De tiptoetsen zijn aanrakingsgevoelig. De bestuurders- en bijrijderszijde kunnen afzonderlijk worden ingesteld.
Met de bedieningselementen achterin Afbeelding106► kunnen instellingen voor achter worden uitgevoerd.
Bij wagens met rechts stuur* zijn de functies van de tiptoetsen -3- en -5- omgewisseld.
De airconditioning wordt met de toets OFF in- of uitgeschakeld. Deze wordt ook ingeschakeld als u op een andere toets resp. een draaiknop drukt. Bij uitgeschakelde airconditioning wordt de luchttoevoer van buiten afgesloten.
De koelfunctie wordt met de tiptoets -3- in- of uitgeschakeld. Bij uitgeschakelde koelfunctie wordt de lucht niet gekoeld en ontvochtigd. Hierdoor kunnen de ruiten beslaan. Bij buitentemperaturen onder 0 °C schakelt de koelfunctie automatisch uit.
De eco-koelfunctie wordt met de tiptoets -3- in- of uitgeschakeld. Bij ingeschakelde eco-koelfunctie werkt de airconditioning zeer zuinig.
De maximale koelfunctie wordt met de tiptoets -3- in- of uitgeschakeld. Bij uitgeschakelde koelfunctie wordt de lucht niet gekoeld en ontvochtigd. Hierdoor kunnen de ruiten beslaan. Bij buitentemperaturen onder 0 °C schakelt de koelfunctie automatisch uit. Bij ingeschakelde koelfunctie wordt het wageninterieur zo snel mogelijk gekoeld en ontwasemd.
In de circulatiefunctie wordt de lucht in het interieur gecirculeerd en gefilterd. Hierdoor wordt verregaand voorkomen dat verontreinigde buitenlucht in het interieur van de wagen terechtkomt. Wij adviseren u, om de circulatiefunctie in te schakelen als u door een tunnel rijdt of in een file staat ►.
De circulatiefunctie wordt met de toets in- of uitgeschakeld. De circulatiefunctie kan ook door draaiknop -1- of de toets in te drukken worden uitgeschakeld.
De automatische regeling zorgt voor constante temperaturen in het interieur van de wagen. Luchttemperatuur, luchthoeveelheid en luchtverdeling worden automatisch geregeld. De automatische regeling wordt in- of uitgeschakeld door draaiknop -1- in te drukken.
Door de draaiknop -1- te draaien, kan de temperatuur in een bereik van +16 °C tot +28 °C worden ingesteld. Buiten dit bereik verschijnt op het display van de airconditioning LO of HI. In beide eindstanden draait de airconditioning voortdurend met maximale koel- of warmtecapaciteit. Hierbij is er geen temperatuurregeling.
Achterin wordt de temperatuur met de bedieningselementen achterin ingesteld Afbeelding106►.
U kunt de door de aanjager geproduceerde luchthoeveelheid handmatig aan uw behoeften aanpassen met de tiptoets -4-. Om te voorkomen dat de ruiten beslaan en een continue luchtverversing in het interieur te waarborgen, zou de aanjager altijd op een lage stand moeten draaien. Om de aanjager automatisch te laten regelen, drukt u op draaiknop -1-.
Met de tiptoetsen -2- kunt u instellen uit welke roosters de lucht moet stromen. Tiptoetsen -2- zo vaak indrukken, dat de gewenste luchtverdeling op het display in het aircobedieningselement wordt weergegeven. Om de luchtverdeling automatisch te laten regelen, drukt u op draaiknop -1-.
OPEN/CLOSE Bandluchtrooster
Met de tiptoets -5- kunt u het bandluchtrooster in de bestuurdersruimte openen of sluiten.
Als u de toets / indrukt, is de stoelverwarming of -ventilatie op de hoogste stand 3 ingeschakeld. De temperatuurstand kunt u aan de hand van de leds vaststellen. Om de temperatuur te verlagen, drukt u opnieuw op de toets. Om de stoelverwarming of -ventilatie uit te schakelen, drukt u zo vaak op de toets, dat er geen led meer brandt.
De voorruit en zijruiten worden zo snel mogelijk ontwasemd resp. ontdooid. De maximale luchthoeveelheid stroomt overwegend uit roosters onder de voorruit. De circulatiefunctie wordt uitgeschakeld. De temperatuur moet op 22 °C of hoger worden ingesteld. De temperatuurregeling gebeurt automatisch.
Het ontwasemen wordt met de toets in- of uitgeschakeld. De functie kan ook worden uitgeschakeld door de draaiknop -1- te draaien.
(Geldt voor wagens met voorruitverwarming: ) bij lage buitentemperaturen wordt de voorruitverwarming automatisch ingeschakeld. Wanneer u de voorruitverwarming handmatig wilt inschakelen, drukt u de toets . De led in de toets knippert.
De achterruitverwarming wordt door indrukken van de toets ingeschakeld. Deze werkt alleen bij draaiende motor en wordt afhankelijk van de buitentemperatuur na 10 tot 20 minuten automatisch uitgeschakeld.
Om de achterruitverwarming blijvend in te schakelen, de toets REAR langer dan 3 seconden indrukken. Dit blijft opgeslagen totdat het contact wordt uitgeschakeld.
De functie wordt met tiptoets -5- gekozen. Bij ingeschakelde synchronisatie worden alle instellingen van de bestuurderszijde overgenomen voor de bijrijderszijde en achterin (behalve de stoelverwarming/-ventilatie*). Zodra de instellingen aan bijrijderszijde of achterin worden gewijzigd, schakelt de synchronisatie zichzelf uit en op het display verschijnt 3-zone.
De functie wordt met tiptoets -5- gekozen. Bij ingeschakelde functie kunnen via het aircobedieningselement in de bestuurdersruimte alle instellingen voor achterin worden uitgevoerd. Tegelijkertijd kan het aircobedieningselement achterin niet worden bediend. De functie wordt na een bepaalde tijd automatisch of na het verlaten van het menu uitgeschakeld.
Luchtroosters
Met de kartelwielen kunnen de middelste en buitenste luchtroosters in de bestuurdersruimte en de luchtroosters in de middenconsole achterin worden geopend en gesloten. Met de hendels kan de uitstroomrichting van de roosters worden veranderd. Het bandluchtrooster wordt met tiptoets -5- geopend en gesloten.
U kunt bij uitgeschakeld contact de functie restwarmte activeren, als u de draaiknop -1- indrukt. Hierbij wordt de resterende warmte van de koelvloeistof gebruikt om het interieur te verwarmen. De functie restwarmte wordt na ca. 15 minuten automatisch uitgeschakeld.
- U moet de circulatiefunctie niet gedurende langere tijd ingeschakeld laten, omdat er geen frisse lucht wordt aangevoerd en bij uitgeschakelde koelfunctie de ruiten kunnen beslaan - gevaar voor ongevallen!
- Personen met beperkte pijn- of temperatuurwaarneming kunnen bij gebruik van de stoelverwarming* verbrandingen oplopen. Deze personen mogen de stoelverwarming* niet gebruiken - gevaar voor verwondingen!
VOORZICHTIG
Niet op de knieën op de stoelen gaan zitten of ze op een andere manier over een klein oppervlak belasten, om de verwarmingselementen van de stoelverwarming* niet te beschadigen.