Deze aanwijzing voor de bestuurder verschijnt op het display in het instrumentenpaneel, indien de achterklep bij het bedienen van de cabrioletkap niet is gesloten. Achterklep sluiten.

Deze aanwijzing voor de bestuurder verschijnt, indien bij het openen van de cabrioletkap de opbergruimte voor de cabrioletkap niet omlaag is gebracht. Opbergruimte voor de cabrioletkap omlaagbrengen ►Link.

Deze aanwijzing voor de bestuurder verschijnt, indien er sprake is van een storing. De cabrioletkap kan handmatig worden bediend ►Link.

Als de cabrioletkap gedurende een langere periode ononderbroken wordt bediend, wordt de overbelastingsbeveiliging gedurende circa 15 tot 30 minuten geactiveerd. Daarna kunt u de cabrioletkap weer openen en sluiten.

Bij een onderspanning wordt de elektrisch bedienbare cabrioletkap uitgeschakeld. Na het starten van de motor kunt u de cabrioletkap weer openen en sluiten.

Bij temperaturen lager dan -15 °C kan de cabrioletkap niet worden geopend.

Als de snelheid van 50 km/h is overschreden, kan de elektrisch bedienbare cabrioletkap om veiligheidsredenen niet worden bediend. Verminder de rijsnelheid, om de cabrioletkap te openen of te sluiten.

Deze aanwijzing voor het rijden verschijnt, als u tijdens de cabrioletkapbediening de snelheid van 50 km/h overschrijdt. Verminder de snelheid en bedien de cabrioletkap opnieuw.

Deze aanwijzing voor de bestuurder verschijnt, indien er sprake is van een storing in het systeem. Probeer de cabrioletkap nog een keer te openen of te sluiten. Verschijnt de aanwijzing nog steeds, laat dan de storing door een specialist verhelpen.

Deze aanwijzing voor de bestuurder verschijnt, indien er sprake is van een storing in het systeem. Probeer de cabrioletkap nog een keer te openen of te sluiten. Verschijnt de aanwijzing nog steeds, rijdt u dan maximaal 50 km/h en laat dan de storing door een specialist verhelpen.