Let op de belangrijke aanwijzingen op
►Link.
Voorbereidingen
Let erop dat de sleepkabel niet verdraaid is. Anders kan bij het afslepen een sleepoog eruit draaien.
Bij beide wagens de alarmlichten inschakelen
►Link. Let daarbij echter zo nodig op andere voorschriften.
Trekkende wagen (voor)
Pas echt wegrijden, als de sleepkabel strak staat.
Bij het wegrijden bijzonder voorzichtig koppelen (schakelbak) en bijzonder voorzichtig gas geven.
Plotselinge rij- en remmanoeuvres voorkomen.
Getrokken wagen (achter)
Zorg ervoor, dat het contact is ingeschakeld, zodat het stuurwiel niet geblokkeerd is en u zo nodig de knipperlichten, de claxon en de ruitenwissers kunt bedienen ATTENTIE!.
De rembekrachtiger werkt alleen bij draaiende motor. De stuurbekrachtiging werkt alleen bij ingeschakeld contact en rijdende wagen 1). Anders moet u het rempedaal aanzienlijk krachtiger intrappen en voor het sturen meer kracht gebruiken.
Verzeker uzelf ervan dat het stuurwiel ontgrendeld is en vrij beweegt.
Parkeerrem loszetten
►Link.
Schakelbak: in neutrale stand schakelen.
Automatische versnellingsbak: keuzehendelstand N inschakelen.
Let erop dat de sleepkabel altijd strak staat.
Aanwijzing
Bij ingeschakelde alarmlichten kan een verandering van richting of rijstrook worden aangegeven door de knipperlichthendel te bedienen. Het alarmknipperen wordt tijdelijk onderbroken.
1) Voorwaarde: de accu is voldoende geladen.