|
- Afb. 1 Geopend bestuurdersportier: Bandenspanningstabel
De juiste bandenspanning en een rustige rijstijl verhogen de levensduur van de banden.
De bandenspanning minstens eenmaal per maand en bovendien voor elke langere rit controleren.
Bandenspanning altijd bij koude banden controleren. De verhoogde spanning bij warme banden niet verminderen.
Bij het rijden met hoge snelheid of met grotere belading de bandenspanning overeenkomstig aanpassen.
Bij wagens met bandencontrole de gewijzigde bandenspanning opslaan
►Link
Snel nemen van bochten en snel accelereren voorkomen.
Banden van tijd tot tijd op onregelmatige slijtage controleren.
De levensduur van de banden hangt van de volgende punten af:
Bandenspanning
De bandenspanningswaarden staan aan de kopse kant van het bestuurdersportier Afb. 1.
Een te lage of te hoge bandenspanning verkort de levensduur van de banden aanzienlijk en heeft een ongunstige uitwerking op het rijgedrag van de wagen. In het bijzonder bij hoge snelheden is de bandenspanning van groot belang.
Als u comfortabel wilt rijden, kunt u bij normale belading (hoogstens 3 personen) de aangegeven bandenspanning voor normale belading aanhouden. Wanneer u met maximale belading wilt rijden, moet de bandenspanning tot de voorgeschreven maximale waarde worden verhoogd.
De bandenspanning moet aan de actuele beladingstoestand van de wagen worden aangepast. Wij adviseren u om de bandenspanning voor de maximale belading van de wagen aan te houden.
Denkt u bij de bandenspanningscontrole ook aan het noodreservewiel*.
Bij wagens met grote wieldoppen zijn er in plaats van ventieldopjes ventielverlengstukken. Het is voor het controleren en wijzigen van de bandenspanning niet nodig de ventielverlengstukken los te schroeven.
Rijstijl
Snel nemen van bochten, snel accelereren en krachtig remmen (piepende banden) verhogen de slijtage van de banden.
Balanceren
De wielen van een nieuwe wagen zijn uitgebalanceerd. Tijdens het rijden kan echter door verschillende invloeden onbalans ontstaan, die u bemerkt door trillingen in het stuur.
Omdat onbalans ook voor extra slijtage van de stuurinrichting en de banden zorgt, moeten de wielen in dit geval opnieuw worden gebalanceerd. Bovendien moet, als er een nieuw wiel is geplaatst en telkens als er een reparatie is uitgevoerd, opnieuw worden gebalanceerd.
Verkeerde uitlijning
Een verkeerde uitlijning van het onderstel zorgt niet alleen voor verhoogde slijtage van de banden, maar beïnvloedt ook de rijveiligheid. Bij buitengewone bandenslijtage de uitlijning bij een (Audi-)specialist laten controleren.
ATTENTIE!
- De bandenspanning moet altijd aan uw rijprofiel worden aangepast.
- Bij hoge wagenbeladingen of hoge snelheden heeft een band met te lage bandenspanning een grotere vervorming. Hierdoor wordt de band te warm. Dit kan tot het loslaten van het loopvlak en zelfs tot een klapband leiden - gevaar voor ongevallen!
Milieuaanwijzing
Te lage bandenspanning verhoogt het brandstofverbruik.