- Afb. 1 Middenconsole: Bedieningselementen van het verwarmings- en ventilatiesysteem resp. de handbediende airconditioning
Geldt voor wagens: met verwarmings- en ventilatiesysteem of handbediende
airconditioning
De functies worden in- en uitgeschakeld door op de toetsen te drukken
of ingesteld middels de draaiknoppen. De led in de betreffende toets
brandt als de functie is ingeschakeld.
A/C koelfunctie in- en uitschakelen
De koelfunctie werkt alleen bij ingeschakelde aanjager. Bij
uitgeschakelde koelfunctie wordt de lucht niet gekoeld en ontvochtigd.
Hierdoor kunnen de ruiten beslaan. Bij koude buitentemperaturen
schakelt de koelfunctie automatisch uit.
Circulatiefunctie
in- en uitschakelen
In de circulatiefunctie wordt de lucht in het interieur gecirculeerd
en gefilterd. Hierdoor wordt verregaand voorkomen dat verontreinigde
buitenlucht in het interieur van de wagen terechtkomt. Wij adviseren
u, om de circulatiefunctie in te schakelen als u door een tunnel
rijdt of in een file staat
ATTENTIE!.
Als de circulatiefunctie voor het starten van de motor was ingeschakeld,
wordt deze na ca. 20 minuten automatisch uitgeschakeld.
De circulatiefunctie wordt in de ontwasemingsstand
uitgeschakeld.
Aanjager
instellen
Met de draaiknop kunt u de door de aanjager geproduceerde luchthoeveelheid
aan uw behoeften aanpassen. Om te voorkomen dat de ruiten beslaan,
moet de aanjager steeds op een lage stand draaien.
Luchtverdeling en luchtroosters instellen
Met de draaiknop
,
,
en
kunt
u de luchtverdeling instellen.
In stand
worden
de voorruit en zijruiten zo snel mogelijk ontwasemd resp. ontdooid.
De circulatiefunctie wordt uitgeschakeld, maar kan door opnieuw
drukken op de
-toets
weer handmatig worden geactiveerd.
Aan de ronde luchtroosters in de bestuurdersruimte kunt u de
uitstroomhoeveelheid resp. de uitstroomrichting direct bedienen.
Hiervoor kunt u de stelknop draaien en het rooster bewegen.